Vaders en moeders van velen

 

Vaders en moeders van velen

De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen.
Ik zal je tot een groot volk maken,
ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven,
een bron van zegen zul je zijn.
Ik zal zegenen wie jou zegenen,
wie jou bespot, zal ik vervloeken.
Alle volken op aarde zullen wensen
gezegend te worden als jij.’
[…]
Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!’ zei hij. ‘Ik luister,’ antwoordde Abraham. ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.’
[Genesis 12:1-3 en Gen. 22:1-2]

Plaats in de naam Abram (‘beroemde vader’) een van de letters uit de vierletterige JHWH-godsnaam, en je krijgt de naam Abraham: ‘vader van velen’.

Ik kan die subtiele humor en dat spelen met de taal erg waarderen. In ware taal zit altijd een ware betekenis. Ware taal werkt, leerde Toon Hermans me.

Volgens mij begint er iets werkelijks moois en noodzakelijks met de aartsvader van de drie bekendste godsdiensten Jodendom, Christendom en Islam. Dit is wat ik meen te zien gebeuren: door de tussenkomst van de Naam wordt Abraham minder beroemd, en juist daardoor beroemd. Het ene individu uit Mesopotamië wordt klaargemaakt en ingezet voor de grote gemeenschap: de mensheid als geheel. In Gods ogen is Abraham de vader van alle volken. Maar het gaat hier niet om beroemd-worden (laat dat maar aan de andere partij over die net zo gezegend hoopt te worden als Abraham), het gaat hier om de uitstraling, het hart, de zegen die van Abraham uitgaat. En iedereen ter wereld kan besluiten daar wel of niet op te reageren. En volgens de Allerhoogste zal er sowieso gereageerd worden.

Psychologisch gezien zie ik met Abra(ha)m gebeuren wat met iedereen hopelijk een keer gebeurt. Wie zijn ego durft te laten veranderen, verandert de wereld. Ons aangeboren en aangeleerde doel om ons ego in stand te houden, kan worden gewijzigd in een ego die op een groot, groter of zelfs groots doel is gericht.

Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Het is ook makkelijker om ermee te beginnen (‘Ja hoor, ik wil best aan me laten werken’) dan om het vol te houden. Wie zijn ego verliest, houdt niets over. Terugstappen naar het oude, bekende leven is een logische verleiding en een groot risico.

In navolging van Abraham moet en moest ook ik mijn religie loslaten. Met religie bedoel ik een godsdienstige manier van leven die me deels is aangeleerd en  deels door mezelf in stand is gehouden. Religie gaf me zekerheid. Het is heerlijk om te denken of te geloven dat ik aan de goede kant sta, en de ander (nog) niet. Het is heerlijk, al ligt die heerlijkheid echt aan de oppervlakte, om te voelen dat ik met een bepaald godsdienstig gedrag God en/of mezelf tevreden houdt. En in mijn geval was het heerlijk om anderen met bijbelteksten en “bijbelse waarheid” de meester te zijn. En het was uiteraard verschrikkelijk als de ander mij in kennis overmeesterde.

Later zag ik diezelfde “heerlijkheid” trouwens ook bij niet-religieus opgevoede medemensen. Het geloof in het eigen gelijk, in de eigen overtuigingen, in de eigen manier van leven en laten leven, kortom, het geloof in het eigen ego is niet gebonden aan wel of geen kerklidmaatschap. Het virus waart overal rond, en geen mens staat los van de besmettingskans. We zijn er zelfs mee besmet. Ik bedoel: wie herkent deze “ego-heerlijkheid” niet (meer)?

Uit het ‘land (van het dikke ik)’ wegtrekken is een klus.
Vervolgens verder werken en laten werken aan dat ego, is misschien nog wel een moeilijkere klus.

Want opeens komt het. ‘Abraham, offer je zoon!’

De Allerhoogste speelt een gevaarlijk spel met de aartsvader. Met de religieuze spelregels die Abraham van huis uit en in de keiharde wereld (met inderdaad weerzinwekkende kinderoffer-rituelen) om zich heen kende. Alles loslaten. Alles durven loslaten. Of in de woorden van Paulus die ook wel wat op zijn bordje heeft gekregen: ‘Ik roem (Abram) niet op mezelf, ik sla mezelf niet op de borst, maar in mijn zwakheid ben ik sterk.’

Wie dat kan en wie dat leert, vereenzelvigt zich niet langer meer met het bekende. Met ‘wat van ons’ is. Met wat de boer kent. Met wat ons ego in stand houdt en beschermt, denk ik erbij.

Wie de reis van Abraham durft te maken, leert verder dan zijn eigen kring te kijken. Dat is zwaar. En eenzaam. Maar het levert zoveel moois op. Zo’n iemand wordt namelijk geen ‘bekende vader en moeder in eigen kring’ maar een ‘vader of moeder van velen’.

En het zou me niet verbazen – ik kan en wil er ook zelf van getuigen – wanneer je op die reis ook de messias, hét kind van Abraham, tegenkomt. Wat mij betreft dé zegen voor de wereld.

[Dit is de vierde blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

(Onze?) Woede!

 

(Onze?) Woede!

In Noachs tijd was de aarde in Gods ogen verdorven en vol onrecht. Toen God zag dat de aarde door en door slecht was, dat iedereen een verderfelijk leven leidde, zei hij tegen Noach: ‘Ik heb besloten een einde te maken aan het leven van alle mensen, want door hen is de aarde vol onrecht. Ik ga hen vernietigen, en de aarde erbij. […] Maar met jou zal ik een verbond sluiten. Jij moet de ark in gaan, samen met je zonen, je vrouw en de vrouwen van je zonen. En van alle dieren moet je er twee in de ark brengen, om ervoor te zorgen dat die met jou in leven blijven. Een mannetje en een wijfje moeten het zijn.
[Genesis 6: 11-13 en 18-19]

Het verhaal van Noach ken ik al lang. Als kleuter werd het me al verteld. Ik vond het een mooi verhaal, vooral vanwege de regenboog aan het eind ervan.

Vorige week zag ik er nog één. Tijdens onze voetbalwedstrijd. Als keeper houd ik bewust even wat langer de bal aan mijn voet, en ik zeg tegen onze laatste man: ‘Moet je kijken! Mooi hè? Daar is het mooiste doelpunt toch niks bij?’ Hij kijkt naar de regenboog, en zegt tegen me: ‘Dat is de boog van trouw, en dat betekent: God houdt van jou.’ Hij wijst hiermee op een mooi kerklied, en ik zeg terwijl ik de bal naar een andere speler trap: ‘Het verhaal vertelt wat anders, wat minder op onszelf gericht. De regenboog lijkt op een wapen: een boog, maar dan zonder pijl en in vrolijke gebroken kleuren wit. En God laat weten: ‘Vanaf nu is het pacifisme. Ik ga nooit meer op de aarde schieten.’

Dit in tegenstelling tot ons team. We schoten vier keer raak en wonnen met 4-0.

Het klinkt mooi. God gaat nooit meer schieten. En het is ook mooi dat na het bijbelse zondvloedverhaal (er zijn er meer in omloop) er geen, zeg maar, recente zondvloedverhalen van buitengewone proporties bekend zijn. Toch denken we allemaal wel eens: krijg toch allemaal de kolere, val voor mijn part hartstikke dood! Niets menselijks goddelijks is ons vreemd.
Oftewel: wat te doen als we boos zijn? Of, spannender: wat te doen als we boos (zouden) moeten zijn?

Hoe staat de wereld er in onze tijd voor? Stel dat we ons verplaatsen in de ogen van God (wat we volgens mij niet moeilijk vinden om te doen – gewoon even in de helikopterview gaan zitten en goed kijken). Wat zeg je dan: is de wereld verdorven en vol onrecht? Wie en/of wat regeert er? Om welk onrecht maken wij ons nog echt boos?

Wat ik zie, wat ik hoor?
Ik zie veel mooie, lieve, welwillende mensen om me heen. In mijn gezin. In mijn woonplaats. Op mijn voetbalclub. En tijdens mijn enneagram-opleiding. Om maar wat te noemen. Ik erken wat Rutger Bregman schrijft: de meeste mensen deugen. En ik hoop ook zelf onder die meesten te vallen.

Ik zie en hoor ook:

* Facebook, Apple, Google, Amazon, TenCent en Alibaba verdienen miljarden aan ons. We laten het gebeuren. We houden het in stand. Muisklik, bestelling afronden, en de ark van de commercie redt ons van de ouderwetse gang naar een winkel.

* Een vriend van me werkt in Malawi. Hij strijdt tegen onrecht. Kindslavernij. Kindermisbruik. De verhalen zijn weerzinwekkend.

* De grote wereldleiders van vandaag. Met hun grote muilen. En koude harten.

* Ons eetpatroon en de afgelopen decennia waarin we de bodem aan het uitbuiten zijn.

* De duizenden arkjes die nog altijd de oversteek maken naar Europa, waarna kansarme vluchtelingen vastzitten in tentjes, de blubber en de vrieskou. Kinderen die zichzelf in grote wanhoop van het leven beroven. Overheden en Europa-burgers die hun hart sluiten, en wegkijken.

God grijpt niet in (en ik baal daar wel eens van!)
Niet dat ik denk dat hij dood is.
Wel geloof ik dat hij de geest gegeven heeft.
Aan ons allemaal.

Ik denk dat God gelooft dat er in ons allemaal een Noach schuilt.
En dat de boosheid van de Allerhoogste zich in ons kan nestelen.

Maak ons hart onrustig, God,
dat het ontevreden klopt
als we mooie leugens horen
en gemakkelijke woorden.

Steek in ons uw woede aan
om het onrecht te weerstaan.
Geef ons moed om op te treden.
Laat ons vechten voor de vrede.

Want het is uw koninkrijk
tot in alle eeuwigheid.

[Dit is de derde blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

In het paradijs kan ik niet te lang zijn

 

In het paradijs kan ik niet te lang zijn

Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
[Genesis 3: 1-5]

Er zit een man op een onbewoond eiland. In de verte ziet hij een bootje met een stuurman. Hij roept blij en opgelucht uit: ‘Een boot!’
Er zit een man in een bootje. In de verte ziet hij een eiland met een eilandbewoner. Hij roept blij en opgelucht uit: ‘Een eiland!’

Ik ben nogal idealistisch. In mijn fantasie creëer ik de mooiste plekken, verhalen en werelden. Het bijbelse paradijs is er daar één van. Alleen… het bijbelse paradijsverhaal is nogal ontnuchterend. Adam en Eva waren er nog niet in, of ze werden er al weer uit gebonjourd. De grote, boze wereld in.

Ik vraag me af of ik zelf in dat paradijs zou willen zijn. Ik twijfel. En de twijfel blijft. Ik denk: als ik er ben, wil ik er weg. Als ik er niet ben, wil ik er heen.
Bootje. Eiland.

Ik ken mezelf redelijk. Ik herken me niet zo in een Eva die te hebberig naar wijsheid verlangt. Ook in een Adam die passief toekijkt en stilzwijgend de lieve vrede probeert te bewaren, herken ik me niet bijzonder veel. Ik ben wel gevoelig voor verleidingen, voor het snelle resultaat, instant bevrediging. En eigenlijk weet ik het wel zeker. Eva pakte nog haar tijd, maar die tuinslang zou in mijn geval nog niet uitgesproken zijn of ik had die boom leeggeplukt. Als God zijn! Wow! Ik wil dat – en wel NU!

En je dan betrapt voelen. Pranked. De tuinslang spuit tranen van het lachen, en glijdt weg. Sta je daar in je nakie. Lekker is dat. In de tuin erin getuind.

Nee, dát paradijs is uiteindelijk niks voor mij. Ik hoef er niet naar terug. Denk ik. Hoewel, aan de andere kant… zo’n ‘tuin van genot’.
Twijfel, twijfel, twijfel.

Gelukkig voor mij is het paradijs tot op heden nooit teruggevonden. Dat scheelt weer een verleiding van een joods-christelijke hadj.

Het is wel een ding voor me, die verleidingen. Ook moreel gezien. Ik stap snel in de verleiding van oordeel. En ik vind het echt lastig om de beslissing over goed en kwaad in het midden te laten, de tijd te geven, te bevragen of bij de Allerhoogste te laten. Stil zijn, mediteren, bidden, luisteren naar wat God me te zeggen heeft. Niet grijpen. Zelfs niet bégrijpen. De Boom van Kennis van Goed en Kwaad gewoon de boom laten blijven. Als een heilige plek. Een stilteruimte. Een Groene Kathedraal.

Ik hoor regelmatig bij de clan die “het” denkt te weten. Wie bij de good guys, wie bij de bad guys horen. Paulus schrijft ergens: ‘In Adam hebben we allemaal ons doel gemist.’ Ik denk dat Paulus daar scherp en eerlijk is.
Lief trouwens dat hij Eva spaart. Paulus, de gentleman. Ik probeer hem maar slaafs te volgen door het zo-even over ‘guys’ te hebben.

Ik geloof niet dat het paradijs bestaan heeft zoals onze huisjes, boompjes en beestjes bestaan. Volgens mij ligt het paradijs een onzichtbare verdieping hoger of verder dan de zichtbare realiteit. Als een plek die niet meer geschikt is om de hemel de aarde te laten raken. Later in de Bijbel lees ik dat dezelfde Paulus een soort trip – hij weet niet goed wat er met hem gebeurde – naar dat paradijs heeft gemaakt. Dat gaan dan via het gebed. In de naam van Jezus, de man in wie de hemel wèl op aarde kan zijn.

Wanneer die Jezus aan een boomstam hangt te creperen en we de eeuwige strijd tussen goed en kwaad op een intens hoogtepunt zien komen, vraagt een medeveroordeelde in een soort wanhoopstoestand aan hem: ‘Jezus, denk aan mij als je in je koninkrijk bent.’ Het fantastisch gulle antwoord van Jezus vertel ik altijd graag in eigen woorden. ‘Aan je dénken? Kom nou. Vandaag nog ben je met me samen in het paradijs.’
En ze vliegen er even later samen naar toe.

Naar het paradijs dus. Niet naar het koninkrijk, waar Jezus zo vaak over sprak en de medegekruisigde wellicht vaag wat van wist. Van horen zeggen misschien. Het gaat Jezus om het koninkrijk: de hemel op aarde. Het gaat hem niet om het paradijs als einddoel. Het paradijs is een vredige rusthof.
Na RIP – Rest In Peace/Paradise – komt het uiteindelijk helemaal GOED: Gods Own Eternal Dominion. Go(e)d, definitief, met ons.

Wat een geruststelling! Hoe mooi en vredig ook, we hoeven ook niet al te lang in dát paradijs te blijven. We zijn gemaakt voor de aarde. Waar het kwaad uiteindelijk verdwijnt, en het goede alles overwint en overleeft.

Mooi en (uiteraard) goed om al mee te beginnen.

[Dit is de tweede blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

Ze zijn met zoveel (tussen hemel en aarde)

 

Ze zijn met zoveel (tussen hemel en aarde)

‘In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.’
[Genesis 1: 1-5]

Iedereen met een relatie weet het: het is mooi, lachen, gezellig, huilen, intiem, begrip en onbegrip. Kortom, net als in het huwelijk én levenslied van André Hazes: bloed, zweet en tranen.

Als ik bijvoorbeeld autorijd ben ik enkel en alleen gefocust op het asfalt.

Mijn vrouw niet. Zij ziet groen. Soms door mijn rijstijl (zweet!) maar veel vaker om haar heen. Zij heeft oog voor bomen en wijst me vaak op de vele soorten kleuren bruin, paars en… groen dus. Bomen doen iets met haar. Al heel lang. Sinds ik haar ken eigenlijk al. Ik dacht de reden ook te begrijpen, gezien mijn 1 meter 99. Dat ze op lengte valt.

Dat zal zo zijn, maar dat is het niet (traantje!). Het zit anders. Het idee alleen al dat bomen de generaties overleven, brengt mijn vrouw in het Engelse ‘awe’ (spreek uit als: ooooooooh!). Ze zegt: ‘Bomen zijn ’s werelds stille, stevige getuigen. Ze houden hun wijsheid voor zich. En hun zachte stemmen fluisteren onafgebroken door de bladeren: “Zonder ons hebben jullie geen leven.”‘

Ik hoor die stemmen vaak niet. Ik word pas wakker als het stormt.

Dankzij mijn vrouw en dankzij bijbelverhalen kan ik uren over bomen bomen. Bomen vertellen me veel over de Allerhoogste. Over God, wat niets anders dan ‘hoogste’ betekent. Ze tonen de goddelijke stilte. De goddelijke verborgen wijsheid. De goddelijke zachte stem die soms in me stormt. Bomen staan geworteld in de grond met hun kruin in de lucht. Bomen zijn hemel-en-aarde-verbinders. Mijn God is zelf zo’n verbinder. Evenals de man die bekend staat als zijn Zoon. Wilde de hemel ook aan de aarde verbinden. Loeizware klus, eindigend aan een kruis.

Ooit geloofde ik dat ik geloofde om in de hemel te komen. En vandaag geloven veel van ons dat geloven om de aarde draait. De bomen lachen ons uit om die eenzijdigheid aan beide kanten. En ze voelen het gevaar. Stilzwijgend zeggen ze: ‘Wie de hemel van de aarde wil loskoppelen, zal ons moeten omzagen.’

Wat we nog laten gebeuren ook! De aarde lijdt dagelijks (bloed!). En steeds meer gekapte bomen zien het bos niet meer.

‘In het begin schiep God de hemel en de aarde.’
En wij? We koppelen de onzichtbare hemelse dimensie zomaar los van de zichtbare aardse.

Doe mijn vrouw een lol, en leer van de bomen.
Laat dit een dag zijn, misschien wel de eerste, waarop we het licht zien.

‘In het begin schiep God hemel en aarde,
gemaakt voor elkaar – een eeuwig bestaan.
Die hemel bestaat om te trouwen met aarde.
En ook die relatie kost bloed, zweet en traan.’

[Dit is de eerste blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

Wat God (en ons?) woedend maakt

 

Wat God (en ons?) woedend maakt

Ik ken het verhaal van Jezus van Nazaret.
Ik weet wat hij heeft gezegd.
En wat hij heeft gedaan.
Niet dat ik alles begrijp wat hij zegt. Dat is ook echt lastig, alleen al door de 2000 jaar kloof tussen zijn en mijn tijd, zijn taal en mijn taal. Maar ook omdat ik bij mezelf merk dat ik echt ouder moet worden om meer van de bedoeling mee te maken. Zijn waarheid, die ons naar eigen zeggen bevrijdt, gaat zo diep. Net als zijn liefde, die ‘extreem’ wordt genoemd. Weer eens wat anders dan extreem-rechts of -links trouwens. Extreem-liefdevol.

Gelukkig maakt het niet uit of ik alles begrijp.
God en het leven geven ons de tijd om te groeien en ons daarin te ontwikkelen.

Maar Jezus is wel mijn ankerpunt.
En ik ben daar maar wat blij mee.
Bijvoorbeeld als het om woede gaat. Dat is toch wel een dingetje nu. Met woedende klimaatactivisten (passieve agressiviteit) en woedende boeren (actieve agressiviteit). Sowieso heb ik het idee dat we snel boos zijn. Op het weer, op het verkeer, en op de Heer. Op de kerk. Op de voetbalclub. Op de politiek. Op ons werk. Op onze wereldleiders. Op onze al dan niet allochtone medemens. En misschien ook wel op onszelf. We voelen ons snel gestresst. Of we halen voor ons gevoel niet alles uit het leven wat erin zit.

Jezus kan ons helpen.
Om ons te focussen op wat hem woedend maakt. Ik geloof namelijk dat wat Jezus woedend maakt, ook datgene is wat God woedend maakt.

En weet je wat me dan als eerste opvalt?

Jezus wordt nooit woedend op onze persoonlijke fouten.
Echt nergens en nooit.
Als je steelt.
Als je vreemdgaat.
Als je liegt.
Als je iets wilt hebben dat een ander al heeft.
Zelf niet als je iemand zou doodslaan.

Kortom, als we de beroemde Tien Geboden overtreden, wordt Jezus niet woedend. Hij veroordeelt het gedrag wel, en duidelijk ook, maar woedend zal hij niet op ons zijn. Zo kleinburgerlijk is God niet. Alsof hij wel aanvoelt dat het volstrekt logisch is dat we persoonlijke fouten maken. Een open deur. We zijn mens. En iedereen moet worden opgevoed. De tien geboden zijn niets anders dan de eerste tien regels die papa en mama hun kind meegeven. Regel 11 kon er net niet meer bij: ‘Niet met je vinger in het stopcontact.’ Maar ja, tien van die regeltjes vinden we in de praktijk natuurlijk al zwaar zat. En je moet kinderen ook niet overvoeren. Bovendien: ‘niet’ communiceert niet. ‘Denk niet aan een paarse olifant – en wat doe je dan?’ Dat krijgen we vaak ook al gauw genoeg door. Of in de woorden van Paulus: ‘Dat wat ik niet wil doen, dat doe ik juist.’ Het is Paulus’ onontkoombare en gekmakende ontdekking van de paarse olifant. Kinderen doen hun vingers nog per ongeluk in het stopcontact. We doen het expres als we volwassen zijn geworden.
Och, arme wij.

Ik denk dat het bij God zo werkt: onze fouten roepen eerder zijn medelijden op dan zijn woede. Eerder zijn lach dan zijn boosheid. ‘Wat drijft de volken? Wat is de waanzin die ze uitvoeren? […] God lacht om hen.’ (Psalm 2)

Jezus is niet vaak boos. En als hij het is, dan is het altijd een mix. Een mengeling van verdriet en woede, waarin verdriet de diepste laag lijkt te zijn. Die diepste laag is ook nodig, denk ik. Om je uitzinnige woede toch ook te kunnen beheersen. Om het zeker een krachtige woede te laten zijn (ingehouden woede is geen woede), maar tegelijk ook een zachte kracht. Dat je ergens voelt dat de woede niet op zichzelf staat. Geen impuls is. Maar gedragen wordt door intens verdriet, omdat de goede zaak niet meer wordt gediend of verdedigd.

Er staat ergens dat Jezus de religieuze leiders in zijn tijd ‘verdrietig en boos’ aankeek, omdat hij op de heilige rustdag iets doet wat verboden was: een medemens genezen. Hoe doe je dat? Hoe kun je zo kijken? vraag ik me af. Ik denk dat we hier een man zien die zowel verbonden is met zichzelf als met de mensen om zich heen. Een kunst apart, die wij zomaar misverstaan. Of we zijn verdrietig en verbitterd, of we smijten onze woede er uit, op iets of iemand. We kunnen niet meer naar het journaal kijken, of we rammen er met onze trekkers op los.

Een situatie waarin Jezus alleen maar woedend lijkt te zijn, is zijn confrontatie met de verkopers op het tempelplein. Een gebeurtenis die zomaar door gelovigen kan worden gebruikt om hard en lomp handelen te rechtvaardigen. Vaak wordt hier vergeten dat de bijbelschrijvers deze gebeurtenis koppelden aan Psalm 69 waar staat dat het de hartstocht voor Gods huis is die de dichter verteert. In die hartstocht zien we andermaal die diepere laag. Hartstocht is meer dan blinde woede. Hartstocht is volgens mij een mix van kunnen liefhebben en kunnen lijden. En dat in jezelf voelen kolken. Ook dúrven voelen kolken En dat kunnen inzetten. Ook als je terecht boos bent.

Want woedend was Jezus. Dat roept de vraag op: wanneer wordt Jezus (en God, geloof ik) woedend? En wat maakt ons, met inbegrip van verdriet, woedend?

Als je God, in het openbaar, gebruikt voor je eigen zaak. Voor je eigen land. Voor je eigen partij of groep. Voor je eigen broekzak. Als je jezelf altijd als ‘binnen’ ziet, en de rest als ‘buitenstaanders’ – en dat idee op de een of andere manier uitbuit. Commercieel. Sociaal. Seksueel. God (en de extreme liefde) is er voor iedereen. Je kunt God niet als je bezit toe-eigenen, als dat voor jou betekent dat hij niet meer vrij toegankelijk voor anderen is. God is de zee. Wij zijn de vissen. Niet andersom. Niemand kan God vangen, en doorverkopen aan anderen. Dat idee vermoordt de liefde, en maakt van de liefde een ‘rovershol’ (waar enkelingen van profiteren) in plaats van een ‘gebedshuis’ (waarvan we allemaal profiteren omdat we op hetzelfde gericht zijn).

– Dient jouw kerk de liefde? Is ze gericht op alles en iedereen, en kent ze iedereen evenveel waarde toe? En aan de andere kant: schiet jouw kerk niet door? Wordt de liefde zoetig en pijnvermijdend?
– Welke mensen of zaken passen (nog) niet in jouw ‘godsdienst’ of ‘liefdespakket’? Wie of wat sluit jij (nog) buiten? Waar heb je (nog) geen oog voor? Van wie of wat wil je niet langer meer profiteren?

Een dromerige Theorie van Alles

Een dromerige Theorie van Alles

Het was weer zover. Ik lag gisteren weer eens halfwakker tussen 4.00 en 7.00 uur. Zoals ik dat ook had op de de vroege ochtend voordat ik opstond als theaterdominee. Heerlijk doezelen is dat, waarin ik dagschemerdroom. De vorige dag ligt achter me en is verwerkt, de nieuwe dag heeft mijn geest nog niet gevuld. Het vat is nog leeg. En dan kan er van alles gebeuren.

Ik droomde deze keer maar eens een Theorie van Alles. Precies. Rustig aan. En niet te gek. Niet dat het waar hoeft te zijn wat je in dit blog allemaal gaat lezen, maar het euforische en gelukzalige gevoel dat ik beleefde, was heerlijk. Ik zou willen dat ik dat gevoel in dit verhaal kon laten meekomen.

Dit was mijn droom, waaraan ik ter plekke – ik lag toch al plat – allerlei bijbelgedeelten koppelde. Volg gerust de links.

 
 

Ik liep rond in een wereld waarin alles ‘lucht en leegte’ was. Dat kende ik uit het bijbelboek Prediker. Het is daar de eerste zin van een vrij deprimerend filosofisch boekje waarin Meneer Prediker alles maar vluchtig voorbij ziet gaan. Als ademtochten. Constante zuchten wind. Niks heeft zin. Alles is doelloos. Iedereen ondergaat hetzelfde lot. Of je nu rijk of arm bent. Wijs of dwaas. Het maakt niet uit. Geniet dus van drank, het goede en je levenspartner, en heb diep respect voor JHWH, de Heer, de Ene, de Aanwezige.

Ik hoorde Herman van Veen zingen.

Alles doet ertoe
Alles, alles doet ertoe
Ook wat er niet toe doet

dat doet ertoe.

Nou, daar kijkt Prediker – meneer De Dominee noem ik hem maar –  dus wel wat anders tegenaan.
Alles doet ertoe?
Alles is lucht en nog eens lucht. (Om mijn eigen vertaling maar eens te gebruiken. En geparafraseerd is het misschien wel geinig om het boekje te beginnen met: ‘Gebakken lucht, zegt de Dominee, alles is gebakken lucht!’)

Maar ik dwaal af, wat natuurlijk altijd in een droom gebeurt.

Ik loop dus rond met de gedachte dat alles om me heen lucht en leegte is.
Totdat ik opeens stilsta. En ik zeg tegen mezelf: ‘David, dat is helemaal geen filosofische gedachte! Je moet die openingswoorden niet figuurlijk zien. Het is de waarheid! De realiteit! De werkelijkheid! Alles is echt lucht. En adem. En ademtocht. Letterlijk! Overal om me heen is lucht. Ik leef in een lucht-bubbel. Dag in dag uit.

Meteen word ik kleiner. Er wordt uitgezoomd. De droom gebruikt een drone. Ik vlieg omhoog en zie dat de hele mensheid in de luchtbubbel leeft. Sterker nog, ik zie dat we met z’n allen in een blauwe ballon leven. De ballon omvat de tijd en de geschiedenis. Ik zie de huid van de ballon, omdat ik op de een of andere manier met de drone door de dunne huid vlieg. Ik noem die huid net als op de tweede dag in het scheppingsverhaal ‘de hemel’.

De drone vliegt nog hoger. Ik zie het tuitje van de ballon, de opening zit links. En ik zie lippen om het tuitje. Vervolgens zie ik wangen die zich vullen en legen. Heel langzaam. Supertraag. De ballon wordt continu van lucht voorzien, en er wordt continue lucht weggenomen. Ik voel dat er voorzichtig leven gegeven en leven genomen wordt. Ik hoor de ademhaling. Ik luister goed. In de trage in- en uitademing hoor ik de godsnaam. Jaaaaaaa…wèèèè. Met een hele zachte j en hele zachte w, waarbij onze zachte g een schreeuw lijkt. Echt veel zachter. Onhoorbaar bijna. En met heel veel lucht.

Tuurlijk. Alles is lucht.

Ik zoom weer in, ga de ballon weer in. Ik zie iemand lopen. Hij heeft vrolijke, gekleurde kleren aan. Ook heeft hij ballonnen in zijn hand, en een air om zich heen die vooral kinderen aantrekt. Hij hangt overal ballonnen op. Aan boomtakken, huisdeuren, schuttingen, lantaarnpalen, autospiegels, noem maar op. Het zijn blauwe ballonnen. Ik hoor niet wat hij allemaal zegt. Hij lacht, maar zijn lichaam verraadt zijn verleden. Ik zie een gebochelde rug. Ik weet dat het Jezus is. Ik hoor een liedje. Ik ken het. Hij was maar een clown. Bij de zin ‘Maar nu is hij dood’ moet de clown glimlachen, en laat hij zijn handen zien. Hij zwaait naar me. En ‘bij de herinnering blijft’ begint hij te dansen. Kinderen doen met hem mee. Ik voel me gelukkig.

Ik zoom weer uit. Ik zie de Grote Blauwe Ballon weer. Ik denk aan een boek dat ik gelezen heb. ‘Het Christus Mysterie’ van Richard Rohr. Ik verwerk een passage in mijn droom. Over een uitdijend heelal. Over het einde van de uitdijing. Over de zogenaamde ‘Big Crunch’, waarvan sommige natuurkundigen zeggen dat die in een ondeelbaar ogenblik plaatsvindt. Niet explosief en allesvernietigend, maar implosief en alles in zich opnemend.  Een uitspraak van de beroemdste theoloog lijkt daarbij te passen. Paulus heeft het ook over een on-deelbaar ogenblik: a-tomos. Een implosieve atoomklap?

Ik schrik. De ballon knapt. Er blijft niks over dan een slap velletje. En lucht. Alles is nog steeds lucht.

Ik kijk naar het velletje.
Het ligt op twee megagrote handen die in een kommetje tegen elkaar aan liggen.
Ik pak het velletje op.
Ik kijk om me heen. Aan wie kan ik het geven? Ik kijk naar boven. Ik zie niemand. Wat nu?

Met de slappe ballon in mijn hand voel ik me tot mijn verbazing gelukkig.
Niet alleen of eenzaam, maar vervuld.
Het is goed. Dat ademt alles hier.

Ik haal maar eens adem.
Diep adem.
Ik voel mijn borst uitzetten.
Mijn longen, die zich langzaam vullen.
En weer legen.
Ik moet om mezelf lachen, omdat ik denk dat ik blauwe longen heb.

In de verte hoor ik geluiden.
Heel veel geluiden.
Dan zie ik beweging.
Een schim.
Er loopt iemand op me af.

Hij komt steeds dichterbij.
Hij zwaait naar me.
Ik focus op die handen.
Als hij dichterbij gekomen is, valt het me op dat hij naar zijn gezicht wijst.

Ik zie een hele grote, dikke, rode neus.

Ik begin te huilen.

Daarna word ik van blijdschap wakker.

Een dag later denk ik: ‘David, focus niet op die uiteindelijke implosie van het heelal. Laat de tijd zijn gang gaan. Weet je gedragen, waar de tijd zich ook bevindt. Maar jij, speel! Speel elke dag in de geest van de clown. Met een lach, met een traan. Omdat voor alles een tijd is (dankjewel, Meneer de Dominee!).
Speel. Speel met voorkennis. Je weet dat het om die tijd gaat (dankjewel, Mijnheer de Dominee!).

Je bent wat je (w)eet

Je bent wat je weet

Het zal het kind in me zijn, dat never nooit dood mag gaan. Als ik het voorbij zie komen, móet ik er gewoon naar kijken. Het laat me altijd lachen.

‘Bamibal!
Zak patat!
Frikandel!
[pauze]
Kroket!’

Die man, Paul van Gorcum heet-ie, de baron, verdient alsnog een ouevreprijs. Of beter misschien: een Gouden Kalf. Eventueel uitgebreid tot kalfsworst. Bekt net nog wat lekkerder. En past prima in het rijtje.
Van die gefrituurde scheldwoorden. Heerlijk. Lekker veilig en onschuldig ook.

Een van mijn broers had er ook altijd één paraat. Als hij een voetballer een grote kans zag missen, in de krant las dat een plaatsgenoot in de haven was gefietst, een organist in de kerk een psalmcouplet vergat te spelen, of als ik, zijn kleinere broer, weer eens een glas cola op tafel omstootte… dan hoorde je hem roepen: ‘Wat een balgehakt-op-wielen!’

Ik zie dat dan ook meteen voor me.
Of het nou een nasi-, bami- of een gehaktbal is.
Al dan niet op wielen.
Je bént het dan ook meteen.

En dat, lieve vriendjes en vriendinnetjes, wordt nou bedoeld met… mystiek.

 
 

Mystiek klinkt natuurlijk wel wat, eh, mysterieus hè? Het heeft iets vaags. Misschien heb je er helemaal niks mee. Wil je duidelijkheid, helderheid en ‘weten waar je aan toe bent’.

Dan geloof ik je niet. Sorry. Echt. Je bent namelijk gek op mystiek. En je kunt niet zonder. En je wilt niet zonder. Of je moet van een humorloos leven houden. Dat kan. Maar ook dan geloof ik je niet.

Jezus van Nazaret zei ooit: ‘Gelukkig ben je als je huilt.’ Want die mensen zullen worden getroost. En het mag bekend zijn: wie echt kan huilen kan ook echt lachen. Na een goede huilbui een goeie grap maken of horen, werkt enorm troostend en bevrijdend. De combi is trouwens ook heerlijk. Dat je huilt van het lachen.

Mystiek werkt vroeg of laat op de huil- en lachspieren.

De baron met zijn scheldwoorden is er een simpel voorbeeld van. Maar neem nou eens zoiets als de eucharistie of het avondmaal. Ook zo’n mystiek gebeuren. En ook met eten.

Je moet even weten dat ik nogal serieus met dit mooie kerkelijke ritueel ben opgegroeid. Logisch, want het werd en wordt het ‘heilig avondmaal’ genoemd. Een prima term, maar in de kerkelijke traditie kan heiligheid nog al eens worden verward met serieusheid, strakheid, formaliteit, beleefdheid en soms zelfs nervositeit. Nou ja, verward? Misschien is versmald een beter woord. Ongetwijfeld ongewild. Maar ook ongetwijfeld on-gevoeld.

Wat woorden in een kerkelijke of religieuze context opeens kunnen doen. Ook een woord als heiligheid. Niemand denkt bij zijn of haar ‘heilige koe’ aan serieus, strak, formeel, beleefd of nerveus gedoe. Eerder aan trots, koestering en (rij)plezier. Natuurlijk ga je serieus met je auto om, maar die ernst bepaalt niet de heiligheid ervan.

‘Dit is mijn lichaam’, zegt de messias. En hij breekt een stuk brood, en deelt uit.
‘Dit is mijn bloed’. Een beker wijn gaat even later de groep leerlingen rond.

Superserieus natuurlijk. Deze heilige handelingen van de man die naar eigen zeggen alle macht in hemel en op aarde heeft. Maar in die joodse cultuur van toen is dit voor hen bekende maar vernieuwde ritueel vooral shocking.

Dat je de beroemde uittocht uit Egypte aan een eet-ritueel verbindt, is goed mee te maken. In meerdere menu-gangen wordt dat mooi gesymboliseerd (waarom moet het christelijk avondmaal altijd maar één gangetje hebben?). Eten speelt in dat oude uittochtverhaal zelf een grote rol. Maar wat gebeurt hier? Nu maakt de rabbi van zijn eigen verhaal een symbool. En net zo tastbaar. Voelbaar. Om letterlijk op te kauwen. En te proeven. En door te slikken (of om wat voor reden dan ook uit te spugen).

Een absurde actie. Moet je even voorstellen dat iemand uit eigen beweging onze nationale bevrijdingsdag op 5 mei niet langer toespitst op de gevallen oorlogsslachtoffers, maar op zijn eigen bevrijdingsacties. Wie denk je wel dat je bent?

En op een andere manier is wat Jezus doet ook absurd. Maar dan voor gelovigen die in een traditie leven. Ik bedoel: je kunt het verhaal en de persoon van de god-mens toch niet zomaar verkleinen tot een stukje matze of witbrood? God in een stukje brood? Dat is godslasterlijk. Hoe klein kun je de Allerhoogste maken?!

En come on, eten! Een stukje brood eten! Dat is wel heel simpel. Geloven is toch iets van ‘dingen zeker weten en begrijpen’ of ‘bij de goede christelijke groep horen’ (om je daarmee te onderscheiden van zogenaamde niet-christenen)? Het gaat toch om het goede geloven en uitleven? Of in die tijd: de wet van Mozes tot in detail kennen, daarop mediteren en principieel uitleven (om je daarmee te onderscheiden van de ‘heidense volken’)?

En dan bloed. Man, bloed! Bloed stond voor ‘Pas op!’ Want vlees waar nog bloed in zat, mocht niet worden gegeten. En bloed stond ook voor voor onreinheid. Een vrouw bloedt elke maand. En bloed kleeft aan de handen van een moordenaar.
En dan zeggen: Dit is mijn bloed?
Het is banaal.
Lichaam eten en bloed drinken.
Je snapt wel dat de eerste christenen als kannibalen werden gezien.

Maar tot zover de serieusheid. Niet te lang over nadenken, zou ik ongevraagd willen adviseren.

We staan ook niet te lang stil bij de (scheld)woorden van de baron. En of Bassie en Adriaan en de collega-criminelen van de baron nou echt bamiballen of frikandellen waren. It is simply not the point. Jezus zelf houdt geen lange verhandeling tijdens zijn heilige, laatste avondmaaltijd.

Eet.
Drink.
Voel.
Zie het voor je.
En probeer dan maar eens niet te (huilen van het) lachen.
Of het nou over dat lichaam of die wijn gaat, het werkt net als die scheldwoorden.
Ze komen, maar dan letterlijk en lichamelijk, bij je binnen.
En je bént het dan ook meteen.
Zowel individueel als collectief.
Je bent wat je eet.

Lichaam van Christus. (Al het levende, voedende, zich ontwikkelende, groeiende en bloeiende dat altijd al bestaat en zal blijven bestaan. Jij dus ook.)
Bloed van Christus. (Alle teleurstelling, pijn, verdriet, pesterijen, vernederingen en dood dat in ons leven meekomt. In jouw leven dus ook.)

En eet en drink gerust wat meer.
Het is niet voor niks wijn hè.

Heiligen die niet lachen, hebben hun innerlijke auto op de handrem laten staan.

Niet doen. Niet leuk. En niet slim.

Stelletje heilige-koeien-op-wielen!

 

Windfulness

Windfulness

Er is zoveel om te aanbidden.
Zoveel moois, zoveel groots, zoveel allemachtig prachtigs, zoveel om van te genieten.

Ik lig bijvoorbeeld graag op het strand.
Op mijn strandlaken naar boven te kijken.
Ja, ik ben een echte zonaanbidder.

In mindere mate aanbid ik God, maar als ik mijn dag heb, dan kan ik het zomaar uitroepen.
O mijn God! – wat lekker, wat goor, wat mooi, wat lelijk, wat eerlijk, wat oneerlijk, wat verrassend, wat saai, wat bevredigend, wat teleurstellend, wat gaaf!

Laatst nog.
Zit ik in de auto met mijn vrouw en drie kinderen.
Zij rijdt, ik geef naast haar een keer geen commentaar.
Ik kijk naar buiten, het is een warme dag in mei.
We rijden naar een speeltuin in Amersfoort en op de weg daarnaartoe staan de bomen in bloei.

Op zich heb ik niet zoveel met bomen.
Ik ben een waterman.
Water staat voor ruimte en leven.
Maar bossendennengeuren benemen mij de adem.
En door de bomen zie ik alleen maar bos, bos en nog eens bos.
Bomen en bos staan symbool voor de dood.

(Behalve dan natuurlijk weer in die Bijbel.
Eigenwijs boek.
Zit het net weer andersom.
De zee staat er symbool voor de chaos – na de scheiding van de wateren geeft de Allerhoogste geen goedkeuring aan de tweede dag – , de bron van het kwaad en de dood.
En de boom van het léven ken je waarschijnlijk wel uit het oerverhaal.
Of anders van de film.)

Ik rijd vaak maar gedachteloos langs de bomen.
Mijn vrouw is daarin anders.
Zij heeft oog voor bomen.
Ik kon het weten.
Ze valt natuurlijk op lengte.
Als ik rijd en zij zit naast me, wijst zij me vaak op de bomen langs de weg.
Op hun honderden verschillen groene, rode, bruine kleuren.
Zo heb ik door de jaren heen meer liefde voor bomen gekregen.

Ik draai mijn raampje open en kijk naar buiten.
Daarvoor hoef je op zich geen raampje open te doen, maar kennelijk wil ik meer dan kijken.

Ik kijk naar de bomen.
Ze wuiven.
Ik zie en ik voel hoe de wind de bladeren aait.

En ik denk: was ik maar zo’n boom.
Dat ik door de stille kracht van de wind wordt gestreeld.
Die mijn hoofd en mijn haren (dat wat er nog van over is) zachtjes heen en weer wiegt.

Gewoon alleen maar stilstaan.
Niks doen.
Je mee laten nemen door wat je overkomt en door wat de wind met je doet.

Niet mind- maar windfullness zeg maar.

Mijn God, wat is er toch veel om te aanbidden.

 

Een bijna-leven-ervaring

Een bijna-leven-ervaring

In twee weken tijd had ik twee keer een bijna-leven-ervaring. Een keer wat anders dan zo’n bijna-dood-ervaring, wat ik 2 jaar geleden in de auto ervoer toen ik een grote hyperventilatie-aanval kreeg. Ik ging niet echt dood, wat je wel zult geloven als je dit stukje leest. Ik dácht dat ik dood ging.

Had ik in de afgelopen twee weken ook. Ik leefde niet echt op z’n mooist en best en gelukkigst enzo, maar ik dacht het. En het het was heerlijk.

De eerste situatie was een openlucht-kerkdienst. En het tweede moment was een openlucht-trouwdienst. De eerste georganiseerd door A Rocha, de tweede door twee kennissen die me hadden uitgenodigd voor hun trouwsamenkomst op een boerderij.

De kerkdienst. In een appelboomgaard. Stoeltje mee. Vrouw mee. Kinderen mee. Zonnetje erbij. Tentje. Muziek. Rust. Wandelruimte tijdens de samenkomst. Toespraak. En vooral: een strakblauwe open hemel.

De trouwsamenkomst. Op een grasveld staan houten bankjes en zo’n 150 witte klapstoeltjes, aan weerszijden van een opengelaten stuk graspad. Vooraan staan twee stoelen. Er is mooi ruimte gemaakt voor een dominee. Het is 19.00 uur. De zon schijnt nog helemaal, maar is moe aan het worden. Hij zakt al. Nog een uur en het is met hem gebeurd voor vandaag. Ik zit helemaal achteraan, op een bankje. Ik kijk uit over de polder. Wat een uitzicht. En ik kijk naar boven. Weer die strakblauwe open hemel.

En ik voel me… levend!

Nou ja, bijna levend. Het had nog mooier en levendiger gekund, leerde ik achteraf. Ik sprak een dag later een vrouw die ook zo intens genoot van dit samenzijn onder een open hemel. Ze zei tegen me: ‘Tijdens het bidden heb ik mijn ogen niet dichtgedaan. Ik hoefde me niet extra te concentreren om me op God te richten…’

Ik bad de avond ervoor alles met gesloten ogen mee.

 
 

Je kunt geloven dat God dood is. Dat mag bekend zijn, dat geloof. En wie een beetje bijbelkennis heeft vindt dit natuurlijk ook een totaal logische (pinkster)gedachte. Tuurlijk ben je dood als je 2000 jaar geleden de geest hebt gegeven.
Ja, ik begrijp deze gelovigen ergens heel goed.

Iets van die geest voelde ik in die openluchtmomenten. Ik voelde me verbonden met de hemel. Ik had even geen last van letterlijke huis- of kerkmuren. Dat gebouw dat we soms ‘het huis van God’ of een ‘godshuis’ noemen, hoe goed bedoeld ook. Ik zat en stond met mijn voeten op de aarde met mijn kop in de hemel, en mijn lijf zat er tussen in. Ik voelde me een levende boom: geworteld in de grond en met mijn kruin in de wind. (En ik begrijp wel dat de eerste religieuze rituelen die we als mensheid uitvoerden onder bomen gebeurde. Of op de top van een berg. En dat we in latere tijden pyramiden en tempels bouwden om de verbinding tussen hemel en aarde vorm te geven.)

Een gedachte uit een brief van Paulus kwam bij me binnen: ‘Jullie zijn een tempel van de heilige Geest.’ Zoals een tempel een verbinding vormde tussen hemel en aarde… zo zijn wij dat dat nu. Ieder persoonlijk, en met elkaar. Als de goede geest ons te pakken krijgt.

Ik ben een godshuis, een levende tempel.
Gods geest woont in mij, zoals hij in Jezus woonde. Zodat ik meer en meer zijn houding en mindset krijg. Want een verbinding tussen hemel en aarde moet wel liefdevol en barmhartig en goed en doordacht en eerlijk en rechtvaardig gebeuren. Elke andere verbinding (op basis van macht, hebzucht, corruptie, jaloezie, onrecht, overheersing, enz.) verstoort.

Kortom.
Ik geloof het niet meer.
Ik geloof niet dat er “meer is tussen hemel en aarde”.
Geen scheiding.
Geen muur.
Zelfs geen gordijn.
Ik geloof dat er tussen hemel en aarde niets meer is dan jij en ik.

De vraag is: wil ik bij mezelf zijn? Of bouw ik liever muren om me heen, en vlucht ik weg naar het ‘meer’ tussen hemel en aarde?
En: wil ik go(e)d doen? Of laat ik God en zijn geest liever niet in mij toe, waardoor ik toch weer een scheiding tussen hemel en aarde in stand houd?


De theaterdominee tourt komend seizoen door Nederland met zijn theatercolleges die je aan het denken willen zetten. Check hier welke plaatsen hij in zijn theatertour ’19/’20 aandoet, en reserveer je tickets!

Mijn theaterdominee-drive

Mijn theaterdominee-drive

Ik ga voor vernieuwing, verdieping en verfrissing van oude bijbelverhalen die onze taal en cultuur mee hebben gevormd.

Ik ben theaterdominee voor kerkelijke mensen (18+) die verlangen naar nieuwe geluiden in die verhalen. Inspiratie, nieuwe inzichten, eyeopeners. I love it! Ik heb een broertje dood aan hypervrome woorden, simpele – en vaak pijnlijke – antwoorden en goedkope uitvluchten naar een hemel straks. Oude verhalen voor nú graag! Doordacht en doorleefd. Mooi, eerlijk, inhoudelijk, persoonlijk, toepasbaar en relevant.

Ik ben ook theaterdominee voor mensen die moe, onverschillig, cynisch of vrijzinnig zijn geworden door bekende en eindeloze riedeltjes en ‘zo hoor je als gelovige te denken’. Je kent het misschien wel, en hopelijk niet: het christelijke geloof in een pakketje, strik erom of handtekening eronder, en klaar. Saaaaaaaaaai! En funest voor je ziel.

Tot slot ben ik theaterdominee geworden voor mensen die nooit (meer) naar een kerk gaan, en simpel en snel als niet-gelovig worden weggezet. Misschien klopt voor hen mijn hart nog wel het hardst. Want ik voel het als ik met hen in gesprek ben. Zij staan vaak net zo goed open voor eerlijke, kwetsbare en inhoudelijke verhalen. Ook over God. Mijn ervaring is: als we de eerste frustraties over onze ervaringen met geloof, kerk en God voorbij zijn (kan ff duren, en dat mag!), kan er zomaar een ongezien of verborgen verlangen komen bovendrijven. Het échte gesprek, zeg maar. Want ook ik geloof dat we allemaal ongeneeslijk religieus zijn (mooi boek!). En dat we om allerlei redenen voelend en tastend op zoek zijn naar waarheid, zei Paulus ooit. Of in de woorden van Toon Hermans: ‘Alles wat waar is, werkt op het toneel.’

Ik kan niet veel geven, maar wel alles van mezelf. In een eerlijk en inhoudelijk avondje theater. ‘Leuk leren’ noem ik het op mijn homepagina. Of theatrale theologie. Het theater geeft me meer ruimte dan in een kerk (waar ik trouwens ook graag spreek): ik kan daar college, liedjes, anekdotes, verhalen, gedichten en gedachten en gekkigheid in kwijt.

De verhalen van toen verdienen het om verteld en naar onze tijd vertaald te worden. Ik vind ze zo ont-zet-tend gaaf en herkenbaar en vol levenswijsheid zitten!

 
 

Mijn drive?

1. Ik wil mensen verbinden die zomaar kunnen denken dat ze anders dan anderen zijn, maar dat in hun gedrag niet of nauwelijks kunnen laten zien. Waarom niet? Omdat ‘Ik geloof in God’ in de praktijk vaak maar weinig verschilt van ‘Ik geloof niet in God’. Vooral als je bedenkt dat God liefde is. Ik bedoel: wie gelooft er nou niet in de liefde? Oftewel: kerkelijk of niet, we vergeten onze overtuigingen vaak te doordenken. We spijkeren onszelf zomaar vast aan zinnetjes en groepsgeloof. We weigeren door te vragen. ‘In wélke God geloof jij wel of niet? Wat is er in je leven gebeurd? En: als we dan in de liefde geloven – wat ook wel een cliché is toch? – wat houdt dat dan in? Welke impact heeft dat op ons leven van alledag?

2. Ik wil hokjesdenken helpen afschaffen, omdat dat misschien wel hét actiepunt is van mijn inspiratiebron en meer dan dat: Jezus van Nazaret. Vooral als gelovigen hekken bouwen of anderen uitsluiten, laat hij van zich horen. Boos en verdrietig tegelijk, en dan volledig in zelfbeheer. Ik wil daarom mijn eigen overtuiging (‘Laat mijn eigen overtuigingen geen splijtzwam vormen tussen mensen, maar in de eerste plaats mijn eigen hart splijten’) meer en meer waarmaken. Ik weet van mezelf hoe moeilijk ik dat vind. Vanuit opgelopen onzekerheden en angsten ben ik gevoelig voor mijn eigen gelijk en beoordeling van anderen. En ik ben een Nederlander, dus “ik wil weten waar ik aan toe ben”. Of ik goed ben. Fatsoenlijk. Normaal (Nog zo een: ‘Doe maar normaal, dan…’). En of ik in het goede hokje zit. En anders praat ik me zelf dat goede hokje wel in. En ligt het aan de ander.
Ik ben niet de enige. Ik ervaar hoe zowel kerken als de maatschappij gevoelig voor splijten en splitsen en ‘Eigen Groep Eerst’ is.

Dat moet anders. En kan ook anders. Jezus van Nazareth gaat me hierin voor. En vele Groten der Aarde gaan in zijn kielzog mee (zoals Nelson Mandela, Dag Hammarskjöld, Moeder Theresa, Martin Luther King, e.v.a.). En daar doe ik op mijn eigen, kleine wijze graag aan mee. Met mijn zelfgecreëerde beroep.

Theaterdominee.
Doe je mee?

David Heek


De theaterdominee tourt komend seizoen door Nederland met zijn theatercolleges die je aan het denken willen zetten. Check hier welke plaatsen hij in zijn theatertour ’19/’20 aandoet, en reserveer je tickets!