Hiha..! [Een lijdensverhaal]

 

Hiha..! [Een lijdensverhaal]

HIHA…! [Een lijdensverhaal]
 
Ik fiets in de vroege ochtend door het dorp als ik opschrik van een stem. Meteen kijk ik rond en ik zie een man. Jaartje of vijftig. Ik herken hem – dacht ik – van een korte ontmoeting bij de lokale bakker, een jaar geleden ofzo.
 
Hij kijkt me priemend in de ogen aan roept: ‘Stop jij eens. Jij bent toch die dominee?’
 
‘Nou ja’, zeg ik terwijl ik afrem, een rondje maak en langzaam op hem af fiets, ‘ik ben theaterdominee. En ik spreek wel eens in kerken. En goeiemorgen trouwens.’ Ik glimlach vriendelijk naar de man. Dat doe ik vaker. Om een vervelend onderbuikgevoel bij me te onderdrukken en de sfeer hopelijk snel te verbeteren. Want het voelt allerminst goed. Onveilig.
 
‘Ja best, dat zal zo zijn,’ zegt hij nu ook nog eens harder, ‘maar weet je: die God van jou… dat is gewoon een hondenlul!’
 
Ik schrik van de plotselinge uitbarsting en woorden, en ik kijk om me heen. Het is nog vroeg en rustig in de dorpsstraat. Niemand te zien, behalve een bejaarde vrouw die zichzelf met een rollator op de stoep probeert te krijgen, 100 meter verderop. Ik weet niet hoe ik op de man moet reageren.
 
En dan, in een opwelling, schiet een reactie in me op. Ik twijfel of ik het moet zeggen, maar ik doe het. Ik waag het erop:
 
‘Misschien hééft God er wel één.’
 
‘Wat?’ reageert de man verbaasd.
 
‘Een hondenlul’, zeg ik. ‘En die houdt Hij ook nog eens in zijn hand.’
 
Ik kijk hem weer met een glimlach aan, maar mijn ogen verraden ongetwijfeld mijn innerlijke onzekerheid.
 
‘Je ontwijkt mijn vraag’, reageert de man.
 
Ik denk: je stelt me geen vraag, maar ik zeg: ‘Daarom ontwijk ik jou ook. Wat wil je écht tegen me zeggen?’
 
Ik merk dat de man even niet weet wat hij moet zeggen. Ik zeg: ‘Zullen we even daar op het bankje in het plantsoen gaan zitten?’ Hij kijkt naar het lege houten bankje en loopt er naar toe. Ik zet mijn fiets tegen een stenen muurtje en loop achter de man aan. Ik zie dat hij op het bankje gaat zitten, en vraag hem: ‘Kun jij misschien helemaal naar het uiteinde schuiven. Dan ga ik helemaal aan het andere uiteinde zitten.’
 
Ik zie dat hij de reden begrijpt.
 
Als we zitten, gaat hij los. Hij vertelt me over zijn zwager die al 6 dagen op de IC ligt in een ziekenhuis in het zuiden van het land. Over de onzekerheid van zijn zus en hun kinderen thuis. Over zijn onmacht. Zijn boosheid. Zijn angsten. Ik luister, zeg niks, en zijn vochtige ogen maken die van mij ook nat. Ik wil hem aanraken, een hand op zijn knie leggen. Maar het mag niet.
 
En ik kan er niet bij.
 
‘Wat een klotetijd hè?’ zeg ik. ‘Weet je, ik ben ook bang. Maar voor jou komt het zoveel dichterbij dan voor mij. Ik heb zo met je te doen man.’
 
Hij knikt en maakt zijn ogen met de binnenkant van zijn elleboog droog.
 
We staren een tijd wat voor ons uit.
 
Dan hoor ik hem plotseling zeggen: ‘Denk jij echt dat God een hondenlul heeft?’
 
Ik kijk opzij. Hij kijkt me aan, niet meer priemend. Eerder nieuwsgierig verrast.
 
Ik glimlach, nu niet vanuit innerlijke onzekerheid maar vanuit een vredige vreugde die ik niet in woorden kan vatten. En ik zeg: ‘Ken je de bijnaam van die dropstaafjes? Bij ons thuis noemen we die hondenlulletjes. En die zijn lekker joh! Die moeten wel in de hemel zijn uitgevonden.’

Het cadeau

 

Het cadeau

De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft. 

Ik verklaar tegenover eenieder die de profetie van dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn;

Hij die van deze dingen getuigt, zegt: ‘Ja, ik kom spoedig!’

De genade van onze Heer Jezus zij met u allen.
[Openbaring 22, slotwoorden]

Het spelende kind in mij zegt elke dag: ‘Ik wil jong blijven. Altijd jong en levendig blijven.’ Ik wil aan mijn moeder vragen wat doodgaan is, en dan eigenlijk niet weten wat je vraagt. Maar dat je het ondertussen wel over een interessant onderwerp hebt.

Dat ik mijn moeder hoor zeggen: ‘Lieve jongen, doodgaan betekent dat je een tijd niet meer ademhaalt. Maar dat dat niet erg is.’

En dat ik dan zeg: ‘Dus gisteren ging ik eigenlijk een beetje dood, mama?’

En dat ik mijn moeder dan hoor vragen: ‘Hoezo, jongen?’

‘Nou’, zeg ik, ‘ik keek gisteren weer eens in de reebruine ogen van je schoondochter. En toen vergat ik wel even adem te halen. En dat was inderdaad niet erg.’

‘Dat noem je verwondering’, zegt moeder.

Ik ben stil en denk even na. Dan zeg ik: ‘Jammer dat een woord als ‘doodgewoon’ bestaat, mama. Als onze ademhaling zo lang stil kan staan, dan zijn we toch niet gewoon maar dood?

Ik zie mijn moeder glimlachen. Ik kijk haar aan, en zeg: Zullen we ‘doodverwonderd’ introduceren?

En dat mijn moeder dan zegt: ‘Ja, dat is een idee. Maar ga nu maar weer gewoon spelen, oké?


De bijbel begint met het paradijsverhaal. Het goede leven. Genieten, verwonderen, liefhebben, werken. Met een liturgische ruimte van twee bomen. Maar waar het kwaad rondsist.

Adam en Eva, de kinderen van de Allerhoogste, trappen in de val van de hebzucht, en worden uit de tuin gebonjourd.

Weg van ‘de boom van het leven’. Want wie nog niet wijs met ‘goed en kwaad’ (de tweede boom in die tuin) kan omgaan, moet niet lang willen leven.

God gaat de lange reis met de mensen aan. In het leren van die wijsheid.

Hij geeft de wet, de Thora, aan Israël. Via Mozes. Klein beginnen, om vandaaruit de wereld met overweldigende liefdevolle goedheid – het bijbelse woord is genade – voor zich te winnen.

Maar Israël zelf faalt in die opdracht. Adam en Eva zitten ook in het bloed van de joden.

Tot de jood Jezus op het toneel verschijnt.

Hij blijft wijs, en gaat meesterlijk om met de strijd tussen goed en kwaad. Handelsmerken: genade en waarheid, het doel (of de bedoeling) van die oude Thora.

De machten reageren, barsten los. Van binnenuit (de religieuzen) en van buitenaf (de Romeinse overheid). Genade en waarheid laten de fundamenten van controle, geld en macht wankelen.

Jezus wordt weggeruimd. Opgehangen. Aan een boom. Aan een goed-en-kwaad-boom. De goede mens wordt als kwaad bestempeld. Alles komt samen op dat kruis van Golgota, en beukt op hem in. Ook aan het kruis blijft hij goedheid en waarheid. ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’
Zij en wij weten het écht niet.

Genade en waarheid blijken sterker. De Allerhoogste ziet het gebeuren, en beloont Jezus met het enige echte wereldwonder: de opstanding uit de dood. Genade en waarheid laten echt álles wankelen. De grap? Dat wat wankelt is in feite slap. Geld? Het stelt niks voor, het is een afspraak. Machthebbers? Het zijn kinderen die hun onschuld hebben verloren, en het gebrek aan moederliefde compenseren met “mannelijk” gebrul . Controle? Onze ziel is door geen mens gevangen te nemen. De dood? Verschrikkelijk, maar niet meer dan een slaap. Met wonderlijke, levensechte dromen, waaruit we – daar is mama of papa! – wakker zullen worden gemaakt.

Het laatste bijbelboek opent het paradijs weer. Maar dan vernieuwd. De ‘boom van goed en kwaad’ staat er niet meer. Die stond op Golgota. En wijsheid volgt hen die hem volgen. Komt in ons. Kenmerk: het begin van wijsheid is respect en ontzag voor de Heer.
Yes, de kinderlijke verwondering!

De toegang naar ‘de levensboom’ staat open. Voor mensen die geloven in goedheid en waarheid. Voor mensen die zich thuisvoelen bij de man, de tweede Adam, van goedheid en waarheid. Zijn hemelse stad staat open, de poorten gaan nooit dicht. En buiten die stad, daar leven de honden. Die gewoon (nog?) niet naar binnen willen. Het zijn de kinderen die zich niet meer kunnen verwonderen, en net doen alsof ze volwassen zijn.

Kinderen houden van cadeaus. Zelfs als ze 80 jaar zijn.
Genade betekent ‘cadeau’.

En dat cadeau, zo eindigt de bijbel, zij met u allen.

WELKOM IN HET LEVEN!

[Dit is de 22ste en laatste blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs zijn verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

Grazend door het goede nieuws

Grazend door het goede nieuws

‘Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken. In het evangelie openbaart zich dat God enkel en alleen wie gelooft als rechtvaardige aanneemt, zoals ook geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.’ En vanuit de hemel openbaart Gods toorn zich over al het kwaad en onrecht van hen die met hun onrechtvaardigheid de waarheid geweld aandoen. Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is niets waardoor zij te verontschuldigen zijn…’
[Brief aan de kerkjes in Rome, hoofdstuk 1, vers 16-20)

De apostel Paulus wordt wel ‘de tweede Jezus’ genoemd.
Door wie dan?
Door mij, zoals je net las.

Een groot deel van het Nieuwe Testament staat op zijn naam. Het grootste deel van het Nieuwe Testament zijn de vier levens- en stervensbeschrijvingen van Jezus, opgeschreven door Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Daarna volgt het boek ‘Handelingen’, ook opgeschreven door Lucas.

En dan komt Paulus aan de beurt. Met zijn brieven. En die zijn wat overdacht en bediscussieerd! Niet normaal. Al 2000 jaar lang. Zelfs zo veel dat het zomaar meer over Paulus dan over Jezus kan gaan.

De tweede Jezus.

Paulus zou wel eens woest kunnen worden als hij dit zou lezen. Tenminste, als hij zou ontdekken dat mensen dit niet met een knipoog lezen. Hij zou absoluut niet serieus een tweede Jezus genoemd willen worden. Op dat punt is hij Trumpiaans eenvoudig: het eerste wat hij schrijft is: ‘Jesus First!’

Toch sluit hij snel aan bij mensen die, logischerwijs – al helemaal destijds, nog nooit van de man hebben gehoord.

Net als ik komen veel mensen in de natuur tot rust. Ik in ieder geval wel. Ik wandel geregeld, en ik ben graag bij water. Zeeën, rivieren en als het niet zo groot kan, dan ga ik ook akkoord met vijvers. Juist mensen die nogal in hun hoofd kunnen zitten, zoals ik, hebben die buitenwereld nodig.

Als Paulus aan het begin van zijn Romeinen-brief heeft gezegd wat het evangelie is – het evangelie over zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David, aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus Christus, onze Heer, opstond uit de dood’ – heeft hij genoeg gepreekt en gaat hij de natuur in.

Het komt wel behoorlijk gedreven op mij over. Best wel fel ook. En ik mis hier, denk ik, Paulus’ non-verbale communicatie. Maar omdat ik in een andere brief lees en voor betrouwbaar houd, dat hij gedreven werd door de liefde van Christus, kan ik in dit stuk juist hartstocht zien.

In mijn woorden zegt Paulus dit:

‘Stel je kent die hele man Jezus niet. Knap trouwens, in een joods-christelijke cultuur met in elk dorp en stad kerken. En met internet enzo. Maar stel!
En je bent een mens die van de natuur houdt. En je kijkt daar eens heel goed in rond. En je staat bij wat wat je ziet, ook nog eens even goed stil. Je laat je, in mijn woord, overwonderen.

Over gras bijvoorbeeld. Over de verschillende kleuren gras, de beestjes in het gras, de stugheid van gras, de geur van gras, de kracht van gras, de jeuk die gras veroorzaakt, de hoeveelheid gras, de smaak van gras (toegegeven, maar één keer gedaan – ik ben verdorie geen koe), dat gras omgezet kan worden in melk, kortom: je zou je een hele dag kunnen vermaken met gras. Ik speel er dan ook het liefst op. Maar wat ik ook wil zeggen: zit er niet heel veel goddelijkheid en kracht, alleen al in gras?’

Weet je wat ik het allermooist van gras (en alles wat groeit) vind?
Dat je het moet zaaien.
Dat het opkomt.
Groeit, en bloeit.
En dan verdort.
Weg is.
En na een tijd begint het proces weer opnieuw, met het zaad van het oude gras.

Net als het leven van Jezus.

Hij kwam.
Hij zag.
Hij vertelde in geuren en kleuren over het goede leven (‘het koninkrijk van God’).
En hij stierf.
Weg.
En na een tijdje kwam hij terug, in een verbeterde versie van zichzelf.

Ik snap die Paulus wel.
En zijn drive.

En ik zou graag eens een lange wandeling met hem maken. Als twee koeien. Lekker grazen door het goede nieuws. Het is zo’n begaafde man, met kennis en ervaring.

Ik noem hem gewoon een tweede Jezus. Misschien wordt hij er boos op. Ik denk dat hij het er ergens ook mee eens is.

En ik? En jij?

[Dit is de 21ste blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

 

Mocht je denken dat God dood is…

 

Mocht je denken dat God dood is…

“Aan het einde der tijden, zegt God,
zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten.
Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren,
jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten.
Ja, over al mijn dienaren en dienaressen
zal ik in die tijd mijn geest uitgieten,
zodat ze zullen profeteren.

Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook.
De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote, stralende dag van de Heer komt.

Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered.”
[Handelingen 2:17-21]

Pinksteren.
Vijftig – dat betekent het als je het vanuit het Grieks (‘Pentakostos’) vertaalt.

Vijftig dagen na de opstanding van Jezus staat Petrus op.

Hij spreekt zijn volksgenoten toe, die overal vandaan komen.
Ze verstaan hem – een soort Babylonische spraakverwarringherkenning.

Petrus haalt een oude profeet aan, en zegt 2000 jaar geleden dat de eindtijd is begonnen.

(De eindtijd dus. Ik moet altijd lachen als medegelovigen zeggen dat we in deze generatie pas écht in de eindtijd leven.)

Die Pinksterdag krijgt grote woorden mee.
En vooral beelden.
Zwarte zon, bloedrode maan.
Zoals wij kunnen spreken over een ‘politieke aardverschuiving’ als straks misschien – God verhoede het – Forum van Democratie de meerderheid haalt.

Misschien denk je: nou, daar merken we dan lekker veel van.
Van die God.
Waar zie je die?
Die is zo dood als wat.

Die Pinksterdag maakt dan eerder cynisch of teleurgesteld.
Of nihilistisch, apathisch, onverschillig.

Ik was laatst bij de groenteboer.
Ik zeg: ‘Wat mag het zijn?’
Hij zegt: ‘Dat is mijn vraag, jongeman.’
Ik zeg: ‘Wat mag het zijn, wat religie en God betreft?
Hij zegt: ‘Ach, ik geloof dat er wel iets is.’
Ik weeg zijn laatste woorden af op mijn innerlijke weegschaal, en zeg: ‘Groenteboer, mag het iets meer zijn?’

Atheïsten en gelovigen kunnen veel op elkaar lijken.
Ze kunnen allebei maar weinig van God merken.

Pinsteren is voor mij de dag van de vuurpijl (die niet verboden is).
Jezus is naar de hemel opgestegen.
Hij komt in een vonkenregen terug.
Die vonkenregen valt op de mensheid.
Dat is Pinksteren.

De een merkt het.
De ander niet.
De een laat de dalende vonk de vonk in zichzelf aanraken.
De ander blijft volhouden dat de hemel niets met de aarde te maken heeft.
Flatearthers.

God zet de mensheid in.
Hij gelooft in ons.
Zij zullen profeteren – voelen en zeggen wat er gedaan moet worden.
Voelen en zeggen wat God heeft gedaan.
Ja, ook heel nuchter over God praten.
En met verwondering.
Als we omhoogschietende pijlen al met open monden nagapen en met ‘wauw’ naroepen, waarom de messias van Israël dan niet?

‘God is dood.
Ik merk niks of zo weinig van hem.’
Dat zegt de atheïst.
Dat zegt soms ook de gelovige.

Ik zeg tegen hen, zonder mezelf uit het oog te verliezen:

Mocht je denken dat God dood is…
bedenk dan ook dat hij de geest gegeven heeft.

 [Dit is de 20ste blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

Wie reist raakt ook van streek

Wie reist raakt ook van streek

Maar op de eerste dag van de week gingen de vrouwen bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden?
[Lucas 24: 1-5]

HET OVERLEVEN VAN DE GEEST
(Ellen Dove Fiedler)

Soms is het overleven,
soms zelfs nauwelijks dat,
slechts één hartslag per keer.
Noem het maar een strijd, zo je wil,
maar dat gevoel voelen
is veel erger –
een lege kuil
zonder doel in het leven.

Soms is het waarlijk een strijd –
een gevecht om de tijd
van hartepijn achter te
laten, tegen oude
demonen en nieuwe.
De plek: grijs en vormloos de plaats
van totaal isolement,
zonder landkaart of bordjes.

Voor sommigen, ooit, ergens,
een plek diep vanbinnen –
een plek die is vergeten –
daaruit ontvonkt een sprankje kracht
dat eerst niet wordt gezien.
Genoeg om ’t pad te verlichten,
nog een stap te zetten,
een stap vooruit.
op de koude rotsgrond.

Waar komt de vonk vandaan?
Een vraag die vaak gesteld wordt,
maar zelden echt beantwoord.
Zij die lopen op
rotspaden
weten de weg
niet te vinden.
We raden maar:
antwoorden zijn er niet.

Wellicht is belangrijker
dat het toch echt waar is:
geesten overleven.
De strijd, voor sommigen,
stookt ’t vuurtje op
tot een klein vlammetje
dat de ziel warm, in leven, houdt –
voorbereid
op wat in ’t verschiet ligt.

Waarheen ’t pad ook moge voeren,
niemand die het echt weet –
en dat is beter zo.
Na overleving is er een
plaats waar de geest gedijt.
Daar wonen is voor ons
een droom om in het
aards bestaan
krachten aan te ontlenen.

De bron van onze kracht te vinden
is wellicht de queeste,
het zelfopgelegde doel.
De reis is een doel op zichzelf,
een doel dat altijd loont.
Als we het maar willen zien –
als we het maar konden zien
terwijl we reizen
om ons pad te vinden.

Hou vol, praat ik mezelf moed in.
Dé mens leeft.
Reis. Zoek. Val. Sta op. Ga door.
Net als dé mens.

Ik zal overleven.
Er is een plaats waar ik kan gedijen.
Net als hij.

Unieke, gezalfde en aangewezen man,
laat me je net zoveel kennen als van je houden.
En geef me alsjeblieft iets van je opstandingskracht.

[Dit is de 19e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

 

!atogloG

!atogloG

Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat wil zeggen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: ‘Hij roept om Elia!’ Meteen kwam er uit hun midden iemand toegesneld die een spons pakte en in zure wijn doopte. Hij stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken. De anderen zeiden: ‘Niet doen, laten we eens kijken of Elia hem komt redden.’
[Matteüs 27: 45-49]

‘Steeds als ik je zie lopen, dan gaat de hemel een klein beetje open…’

En ik zing het nummer van Marco Borsato na die eerste zin zo mee.

Ook een Jood kende zijn liederen. Zou je denken. Toen Jezus de eerste zin van Psalm 22, hangend aan een kruis, uitschreeuwde, zou je denken dat ze meteen aan dat lijdenslied dachten. Maar we lezen dat ze denken dat hij om de profeet Elia roept, omdat ‘mijn God’ (‘Eli’) in het Aramees sterk op ‘Elia’ lijkt.

Het geheim werd pas later ontdekt: Psalm 22, een lied dat vele eeuwen voor Jezus’ kruisiging geschreven is, bevat het script van die kruisiging!

Matteüs, een van de twaalf apostelen van Jezus, heeft dit geheim ontdekt. In zijn biografie van Jezus, het eerste boek van het Nieuwe Testament, lees je in hoofdstuk 27 hoe hij de kruisiging beschrijft. Hij beschrijft daar Psalm 22, prachtig geredigeerd maar ook in real life!

En… het gaat precies andersom. Psalm 22 bevat het omgekeerde script van Golgota. Omgekeerd lezen dus. De oude psalm 22 – hier te lezen als je dat wilt – begint met de wanhopige ‘Mijn God, mijn God, waarom heb je mij verlaten’- uitroep van dichter David, Matteüs eindigt er zijn beschrijving van de kruisiging van Jezus mee.

Jezus beantwoordt en deelt in ons lijden. Ons lijden, onze eenzaamheid, onze pijn wordt gedragen door zijn pijn, eenzaamheid en lijden.


NBV
Hertaling van Psalm 22 NBV
Psalm 22:1 Mijn God, mijn God, waarom verlaat u mij? Matteüs 27:46
Psalm 22:9 Ik hoor ze zeggen: ‘Kijk hem nu toch bouwen
op God de HEER – laat die hem dan bevrijden.
Als God hem liefheeft, laat hij hem niet lijden!’
Matteüs 27:43
Psalm 22:13 en 17 Ze staan als stieren, leeuwen om mij heen. (…)
Die valse honden tonen hun gebitten. (De stieren, leeuwen en honden staan symbool voor de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten.)
Matteüs 27:41
Psalm 22:18 Ik voel de spot, hoor grappen om me heen. Matteüs 27:40
Psalm 22:19 En om mijn kleren komt men overeen het lot te werpen. Matteüs 27:35

 

Zonder het gevoelsleven van dichter David te kort te willen doen, kunnen we dénken dat God ons verlaten heeft. Jezus heeft het echt meegemaakt. De Zoon – van God los. Op Golgota angstwekkend gesymboliseerd in drie uren pikdonkere duisternis. Jezus daalt neer in de hel op aarde, waar de David-van-toen en ik, een David-van-nu, nooit ben geweest.

Het verhaal laat me twee dingen zien.

1. De Bijbel bewijst zichzelf. Op een ongelooflijke manier. Het script is al bijzonder, de realiteit nog veel meer.

2. Ik krijg een spiegel voorgehouden. Durf ik zelf in mijn eenzaamheid en pijn te zijn en de wanhoop te voelen (in plaats van in entertainment en leukigheid weg te vluchten)? En durf ik zelf bij mensen te komen die het zwaar hebben, en in een hel op aarde leven?

[Dit is de 18e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

 

Mijn eerste brief aan Jezus

 

Mijn eerste brief aan Jezus

Jezus ging met zijn leerlingen naar een plek die Getsemane genoemd werd. Hij zei: ‘Blijven jullie hier zitten, ik ga daar bidden.’ Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met zich mee. Toen hij zich bedroefd en angstig voelde worden, zei hij tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier met mij waken.’ Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’ Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Konden jullie niet eens één uur met mij waken?
[Matteüs 26: 36-40]

Onze Mijn lieve Heer,

ik heb hier een brief. Voor jou. Die hoog in de hemel is.

Ruim 38 jaar loop ik nu op deze wereld rond. In die jaren is er geen week voorbij gegaan dat ik je naam niet heb horen voorbijkomen. (Ik wil trouwens groeien in volwassen intimiteit, dus ik zeg in deze brief ‘jij’ tegen u. Oké oké, ik weet ook dat je je er niet voor schaamt om jezelf ‘onze broer’ te noemen. Dat probeer ik op deze manier maar serieus te nemen. Bovendien zijn we allebei dertiger. Al voel ik ook een diep respect voor je, waardoor mijn ge-jou en ge-jij ook wat vreemd aanvoelt. Is dat mijn opvoeding? Een kwestie van Nederlands taalgevoel? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat ik nu afdwaal.)

Terug naar je naam. Ik hoor die soms op straat en op het voetbalveld, of als ik in de kerk ben of met anderen een gesprek over je voer. Veel vaker komt je naam in mijn hoofd voorbij. In mijn gedachten. Ik heb namelijk altijd wel wat over je te zeggen en te denken. Mensen weten dat ook van mij. Ze zeggen: die David, nou, die heeft altijd wel wat over Jezus te zeggen. En geef ze eens ongelijk. Ik heb er zelfs mijn werk van gemaakt.

De pijnlijke grap is dat je weet wat ik ook steeds beter weet. We weten allebei dat ik je eigenlijk helemaal niet zo goed ken. Je bent voor mij een nabije vreemde. En je bent me op een vreemde manier nabij.

Ik heb door de jaren heen ook een beeld van je gevormd. En ik hoor je naam terug in allerlei jezus-christelijke toespraken en liedjes. Waar ik dan te vaak op afknap. Of waar ik boos van word. Of waarbij ik in slaap val. Ik vind het zo moeilijk om op plekken te zijn waar jouw naam vaak en vaak ook zo gemakkelijk wordt genoemd. Te vluchtig. Egocentrisch. Oplossingsgericht. Leerstellig. Afstandelijk. Of juist te joepiedepoepie. (Dank je, Jezus, voor de psalmen. Jouw cryptische levensverhaal met alles erop en eraan. En vergeef ons dat we zo stom zijn om ze niet of amper meer te lezen of te zingen of aan te horen.)

Soms denk ik, ietwat zwaarmoedig: zouden we doorhebben dat we eigenlijk allemaal in slaap zijn gevallen? We roepen je naam aan, of we doen dat niet. Maar wie kent jou nou eigenlijk?

Weet je, Jezus, het klinkt misschien heel gek, maar ik voel me soms een bewaker van je naam. Ik doe dat zoals je weet met de beste bedoelingen, maar het gaat niet. Ik kan hem nog geen uur bewaken. Al kende ik je als mijn broekzak (ook ik ben geneigd je daarin te stoppen), dan nog kon ik je niet bewaken. Maar eerder dan daar om te huilen, val ook ik in slaap. Boos, dat wel, maar in slaap. Ik trek me terug. Het spijt me. Ik ben moe.

Petrus, Johannes en Jacobus vormden je intieme kring. De rest van je groep vormde de tweede kring. Daaromheen stonden nog meer leerlingen. En daaromheen je eigen volk. En daar omheen staat de oosterse leefwereld van 20 eeuwen geleden. En daar weer omheen sta ik ergens, middenin een ontelbaar grote groep, 20 eeuwen later.
Ik ken je niet zo goed.

Wat ging er door je heen, Jezus? In die tuin, een dag voor je dood?
Wat is dat, do-de-lijk bedroefd zijn?

Waar… moest… jij… door… heen?

Je weet dat wij dat niet kunnen bevatten hè?
Je was en bleef eenzaam en alleen hè?
En je moest dat blijven ervaren hè?
Dat je dan opstond, en je leerlingen opzocht.
En dat je nog altijd moet constateren dat onze eigen agenda’s zo vaak of zo snel niet zijn afgestemd op de jouwe hè?

Maakt het je nog altijd verdrietig en boos dat wij liggen te slapen, en niet eens met je wakker kunnen blijven?

Mijn lieve Heer, alsjeblieft. Ken mij.
En ken ons.
Heb ons lief.
En blijf ons bevragen, oké?

Deze brief bind ik vast aan mijn vlieger. Tot hij hem ontvangt. Hij die ik mis.

PS. Nog een laatste bedankje. Bedankt voor Psalm 13. Ik noem het ‘Het lied van Getsemane.’

[Dit is de 17e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

Hollands vertrouwen

 

Hollands vertrouwen

Tegen het einde van de nacht kwam Jezus naar hen toe, lopend over het meer. Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
[Matteüs 14: 25-29]

1. Een verhaal
Een jonge monnik wilde eens gaan vasten. Tegen de leider van het klooster zei hij dat hij zich had voorgenomen om langzaam te onderzoeken hoe ver hij kon gaan. Zijn leider was daar blij mee en gaf hem toestemming. Na een tijd gevast te hebben en op de herhaalde vragen van zijn leider steeds te hebben geantwoord dat hij zich goed voelde, begon de jonge monnik toch bang te worden dat hij zou verzwakken. Hij zei dit tegen zijn leider en die antwoordde: ‘Ga in godsnaam gauw wat eten en drinken, anders zul je het begeven, omdat je geloof het begeeft. Zo is ook Petrus gaan zinken toen hij bang werd.’

2. Wat psychologische gedachten
We zijn allemaal natuurlijk wel eens (goed) bang. Maar sommige mensen voelen die existentiële angst eerder dan anderen. Zij leven er meer uit, als een soort drijfveer. Het zijn de toegewijde, plichtsgetrouwe en loyale types. Ze hebben een scherp oog voor risico’s, bedreigingen en beren op de weg. Het zijn de harde werkers, serieus, trouw, innemend, sensitief en intuïtief. Ze zijn ook onzeker, twijfelend, besluiteloos, kritisch, sceptisch, autoriteitsgevoelig, reactief en wantrouwend. Ze willen precies weten waar ze aan toe zijn, en zoeken geruststelling en veiligheid. Ze zijn ook erg waakzaam, alert, ongerust en rampscenariodenkers. Ook hebben ze een antenne voor wat er verkeerd gaat, en wat afwijkend gedrag is.*

Het is de typische Hollander. ‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’, we zijn het beste jongetje van de klas van de EU, hebben de neiging om zoveel mogelijk te verzekeren, zijn hard werkend en plichtsgetrouw. Kortom: het leven achter de bedreigende zee en de hopelijk beschermende dijken heeft ons denken en de Nederlandse cultuur sterk bepaald.

Als dit waar of herkenbaar is en we Petrus eens zien als een beeld van de Nederlander (die net als Jezus, maar dan korter, het water bedwingt!), wat zien we dan nog meer?

Zou het kunnen zijn dat wij onze eigen angsten allereerst projecteren op anderen? ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik naar u toe moet komen.’ Ik hoor hierin de eigen twijfels van Petrus, die hij bij Jezus neerlegt.
Ik herken hierin de typisch Hollandse impuls om de problemen in ons land allereerst buiten onszelf neer te leggen. Bij de gemeente, bij de overheid, bij de baas, bij… als het maar iemand anders is.

Ik herken het ook bij mezelf. Als iemand tegen mij zou zeggen: ‘Blijf kalm. Ik ben het, wees niet bang!’ dan voel ik daar al snel een oordeel in. Ik hoor me in mezelf reageren, uiteraard niet hardop: ‘Denk je dat ik niet kalm ben dan? Denk je echt dat ik bang ben? Ik zal bewijzen dat ik dat niet ben!’ En ik verberg mijn eigen angsten in een subtiele zin die mijn angst onder de oppervlakte houdt: ‘Heer, als u het bent…’

Het toffe van Jezus, in wie ik God zelf meen te zien, is dat hij niet terug-oordeelt. Jezus gaat mee met de angsten en twijfels van Petrus. Hij zegt: ‘Kom!’ Hij zegt niet: ‘Geloof nou maar gewoon dat ik het ben, angstige twijfelkont, en blijf nou gewoon in je boot, net als de rest van je collega’s.’

En is dat niet de reactie van de populaire (vaak heren) politici en van de mensen die hen volgen? In plaats van de eigen angsten toe te geven en bespreekbaar te maken, in plaats van te geloven in zichzelf, in anderen en in de wereld, wordt de boot (ons eigen land) geïsoleerd van de rest. We beschermen hardhandig wat “van ons” is.
En kleiner: is dat niet de reden dat we ruzies krijgen over centimeters schutting van de buren die op ons terrein staat? En dat we zeuren over het toch begrijpelijke afscheid van de namen ‘Moorkop’ en ‘Zwarte Piet’? Omdat we eigenlijk nog te weinig moed hebben om bij onze eigen angsten daaronder te komen?

De Heer zegt: ‘Kom maar.’ Alsof hij lijkt te denken: kom maar uit je veilige schulp die op angst drijft. De wereld is zeker óók wel gevaarlijk – dat voelen jullie als de besten aan – maar wees niet bang: ‘Ik heb de wereld overwonnen.’

Zou dat geloof niet de diepste grond zijn om geloof in jezelf, anderen en de wereld te ontwikkelen? En gezonde moed? En gezond vertrouwen?

De wereld ligt in liefdevolle, goede handen.

* Uit: ‘Handboek Enneagramtype-interview’ van Elly Voorend en Piet van Haaster. Petrus past naar mijn mening bij het Type Zes, ‘De Loyalist’. Het type waarop de kerk, het wereldwijde geloofs-gebouw, is gegrondvest. Ik herken mezelf het meest in een Type Zeven, ‘De Enthousiasteling’, mét een Zes-vleugel…

[Dit is de 16e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

Wij-zij-omdenken!

 

Wij-zij-omdenken!

Alle tollenaars en zondaars kwamen Jezus opzoeken om naar hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen…’
[Lucas 15: 1-3 en 11-12]

Wat zal ik zeggen? Dat ongeveer 70% van de Nederlanders dit schilderij van Rembrandt kent?
Ik gok dat percentage maar. Misschien zit ik er ruim naast.
Wat ik wel weet? Dat ongeveer 100% van de kerkgangers in hun leven ongeveer 14723 verwijzingen, toespelingen en preken over ‘De verloren zoon’, ‘De verloren zoons’ of ‘De liefdevolle vader’ krijgt te horen.

Ik houd me altijd een beetje vast als het in de kerk over dit gedeelte gaat. Het komt namelijk regelmatig voor dat dit verhaal wordt gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelovigen en (nog-)niet-gelovigen. De gelovige kerkgangers zijn de mensen die bij Vader thuis zijn (lees: de zorgelozen). De niet-gelovigen zijn de verloren zoons of dochters die nog mogen terugkeren naar God (lees: de probleemgevallen).

Onbewust (hoop ik) en onbedoeld (hoop ik) wordt er met dit prachtige verhaal een wij-zij-kloof gecreëerd die nogal pijnlijk is. Het is een kloof die bestaat uit mensen die binnen denken te zijn en uit mensen die (nog) buiten staan. Mensen in de kerk en mensen buiten de kerk. Nogmaals: dat is vrij pijnlijk. Want de reden dat Jezus dit verhaal vertelt is… het destructieve wij-zij-denken.

‘Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: “Die man – Jezus – ontvangt zondaars en eet met hen.”’

Deze religieuze groeperingen verdeelden het volk in goed en fout. In zwart en wit. The good and the bad guys. En ze vonden het maar niks dat Jezus omging met en opkwam voor de foute mensen, de zwarte(schape)n, de bad guys.

Jezus vertelt ze een verhaal over een liefdevolle, vrijgevige en goudeerlijke vader (en je voelt aan dat Jezus het hier over God heeft, die hij als zijn eigen en Onzevader beschouwt). Die vader heeft zowel oog voor de mensen bij wie het leven misgelopen is als de mensen die het niet kunnen verkroppen dat iedereen evenveel recht heeft op de liefde. Hij houdt evenveel van zijn jongste, wanhopige zoon als van zijn oudste, boze zoon. En hij verrast hen allebei daadkrachtig met zijn liefde. De jongste omhelst hij en heet hij met een overweldigend warm welkom thuis. Dat had de jongste niet durven dromen. Tegen de oudste thuisblijver zegt hij:  ‘Alles wat van mij is, is van jou.’ Dat had de oudste in al die jaren nog nooit bedacht. (Wat mooi trouwens om zo naar de wereld om ons heen te kijken. Alles wat van God is, is van ons! Heb je er zo wel eens naar gekeken?)

Natuurlijk is de kerk geroepen om wanhopige mensen hartelijk terug te roepen naar Gods liefdevolle vaderhart. Ik vind het gaaf en wonderlijk als dat gebeurt. En natuurlijk is de kerk geroepen om net zo hartelijk kritisch te kijken naar zichzelf. Oudste zoon-gedrag (neerkijken op niet-of-anders-gelovigen of hen als ‘probleemgeval’ of ‘verander-object’ zien – en niet meer als medemens) kan een hardleers punt zijn, ook onder christenen.

Toch denk ik dat het startpunt van dit beroemde verhaal snel kan worden vergeten. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat dit verhaal op zichzelf komt te staan, en uit de context wordt gehaald. Dat startpunt waren de morrende, klagende, hoofdschuddende, zeurende Farizeeën, Sadduceeën… en wij Hollanders.

Zie je het al voor je dat de kerk en dat wij ons allemaal begeven onder de “hoeren en tollenaars” in Nederland? Dat we allemaal contact kunnen maken met mensen die niet normaal hebben gedaan, omdat ze dat niet gek genoeg vonden?

Wat zou dat met ons doen? Binnen en buiten de kerk? Hoe zou dat ons denken en spreken veranderen, in de samenleving en in menig kerkdienst?

Maatschappelijker gezegd: is de kern van de huidige polarisatie in ons land (boeren, onderwijzers, zorg, politieke partijen) niet gelegen in het gegeven dat we niet of nauwelijks met elkaar aan tafel zitten, maar demonstratief de straat op gaan of elkaar mijden en verbaal bestrijden? Wat als we gaan eten met de mensen die anders doen en leven dan wij gewend zijn? Dat we gewoon Jezus gaan imiteren. Net zolang totdat hij van ons, en hopelijk met zijn toestemming, een nieuwe bijnaam krijgt.

Jezus van Na-aap-zaret.

Als er – nee, alsjeblieft niet! – dan toch een kloof tussen mensen moet ontstaan, laat het dan een kloof zijn tussen mensen die wel en mensen die niet gezamenlijk aan tafel willen gaan. En dat zij die aan tafel zitten dat niet begrijpen en er ook niet akkoord mee willen gaan. Maar dat zij dan – net als de Vader in het verhaal – van tafel opstaan, het bekende huis verlaten, om het vermijdingsgedrag van de ander echt te willen begrijpen.

Volgens mij begrijpen we dan weer iets beter waarom God liefde wordt genoemd.

Op dit punt in mijn leven neem ik het volgende mee als de kern van Jezus’ geweldige verhaal.
Wie binnen bij God is, kan buiten de eigen hokjes kleuren.
Wie binnen bij God is, heeft leren wij-zij-ómdenken.

[Dit is de 15e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

“Iedereen: Amèn!”

“Iedereen: Amèn!”

Bid daarom als volgt:

Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid.
Amen.

[Matteüs 6: 9-13]

Vanmorgen legde ik als coach bij iemand een zogenaamd Enneagramtype-interview af.

Ongeveer 15 jaar ken ik nu het zogenaamde Negentypen-model dat je misschien wel kent onder de Griekse naam: het enneagram. Het model dat onze onbewuste reactiepatronen in denken, doen en voelen in kaart brengt, bestaat uit negen typen. Ik noem het “lenzen”, omdat ze inzicht geven in de manier waarop wij persoonlijk naar onszelf en anderen kijken. We hebben allemaal een favoriete lens die we het liefst en het langst opzetten en waar we ons het lekkerst in voelen, maar we zijn toch echt allemaal ook in bezit van de andere acht. (Ik zou er veel meer over willen vertellen maar daar heb ik een andere website voor.)

De reden dat ik hier over het enneagram schrijf is de tekstpassage van vandaag. Want geloof het of niet: in het bekendste gebed ter wereld, het Onzevader, zie je alle negen typen van het enneagram terug. Na de coachsessie van vanochtend kan ik het natuurlijk niet laten om dat (uiteraard ook té) kort en krachtig te beschrijven. Heel persoonlijk, naar jou.

Ik ben benieuwd. Welke Typebeschrijving(en) – hoe kort en onvolledig ook – doet iets met jou?

Komt-ie:

– Ben jij een type die gericht is op harmonie, vrede en verbinding? Ben je verdraagzaam en rustgevend? Voel jij je goed als de groep zich goed voelt? Vermijd je conflicten omwille van het ‘wij-gevoel’? En is de liefde jouw hoogste waarde en doel, en vind je meer en meer ook jezelf de moeite waard om geliefd te zijn?
Dan vind jij het ongetwijfeld fijn dat het gebed zo begint:

‘Ónze Vader…’ (waarbij we ervan uitgaan dat die Vader gezond en dus een en al liefde is.)

– Ben jij een type die gericht is op volmaaktheid en perfectie? Heb je een soort innerlijk, moreel kompas voor wat goed en fout is? Ben je gedisciplineerd en houd je van orde? Gebruik je regelmatig woorden als ‘goed zo!’, ‘juist!’, ‘precies!’, ‘klopt!’, ‘exact!’ of ‘zo moet het (niet)!’ Ben je gauw verongelijkt omdat alles (relatie, gezin, werk, klus) gewoon goed moet gebeuren?
Wat een mooi streven!  En relax maar om de bestaande imperfecties. De perfectie bestaat al.

‘… in de hemel.’

– Ben jij een type die gericht is op het helpen van anderen? Zie en voel jij al snel aan wat een ander nodig heeft? Ben je hartelijk en sociaal? Vind je dat iedereen warmte, zorg en barmhartigheid verdient? Hou je ervan om wonden bij anderen te helen en steek je daar veel tijd in? En verlang je diep van binnen naar (het bestaan van) onvoorwaardelijke liefde?
Wat zou je ervan vinden om in eigen wil en in alle vrijheid dit te zien gebeuren:

‘Laat uw naam geheiligd worden.’ (Heiligen is o.a. heel en gezond maken. Gods naam kan door zowel gelovigen als niet-gelovigen flink worden verziekt.)

– Ben jij een type die gericht is op succes en uitblinken? Hou je van presteren en winnen? Ben je doelgericht en gedreven? En kun jij, om je doelen te bereiken, jezelf als een kameleon aanpassen aan alle omstandigheden? Denk jij: linksom of rechtsom – als het doel maar bereikt wordt? Wil je hierin ook meer en meer groeien naar eerlijkheid en oprechtheid, zodat de hoop dat het goed komt en je gewaardeerd wordt om wie je werkelijk bent (en niet om wat je allemaal hebt gepresteerd en bereikt) werkelijk waar voor je wordt?
Dan zou je deze hoop wel eens kunnen voelen:

‘Laat uw koninkrijk komen.’

– Ben jij een type die gericht is op anders en op speciaal zijn? Heb je een hekel aan alledaagsheid en sleur? Ben je fijngevoelig, meelevend, creatief en introspectief? Voel jij haarfijn aan wat een ander voelt? Wat een ander en wat ook jij ten diepste wil: oorspronkelijk zijn, verbonden met de bron – buiten en (vooral, voel jij) in ons? En wil jijzelf ten diepste of ten hoogste ook geloven dat je erbij hoort? En wil je dat niet alleen geloven, maar dat ook doen. En laten zien. Als het even kan expressief?
Dan ben je het ongetwijfeld eens met dit gebed. Nee, jij voelt die! Jij voelt het holisme!

‘Laat uw wil gedaan worden, op aarde zoals in de hemel.’

– Ben jij een type die gericht is op kennis? Vind jij dat er altijd iets nieuws te leren en te ontdekken is? Hou je misschien van (veel) lezen en onderzoeken? Ben je scherpzinnig, leergierig, beschouwend en onafhankelijk? Zou je er op willen vertrouwen dat de juiste kennis op het juiste moment aanwezig is? Dat je capabel genoeg bent? Zie je jezelf wel eens als gulzig of een tikkeltje hebzuchtig als het om vergaren van het eigen ruimte, privacy, tijd en kennis gaat?
Dan resoneert misschien de volgende zin van het gebed wel ergens in jou:

‘Geef ons vandaag het brood dat we nodig hebben.’

– Ben jij een type die gericht is op veiligheid en loyaliteit? Ben je een ster in het inschatten van risico’s? Ben je behoedzaam, een tikkeltje conservatief en sta je vaak voor de instandhouding en de blijvende waarde van tradities? Vind je trouw en betrouwbaarheid de belangrijkste waarden, en koester je die bij jezelf zoals een hond zijn puppy’s of het huis van de baas beschermt en bewaakt? Wil je meer en meer werken aan het geloof en vertrouwen in jezelf, anderen en de wereld. Twijfel en (be/ver)oordeel je veel of gemakkelijk, ook (over) jezelf?
Dan herken je je misschien wel in dit gebed:

‘En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.’

– Ben jij een type die gericht is op plezier en genot? (Zo niet, dan ben ik het.) Vermijd je pijn het liefst met luchtigheid en een goeie grap? Sta je bekend om je spontaniteit? Ben je nieuwgierig, charmant (mag ik meer aan werken), nieuwsgierig en rijk aan ideeën? Zou je bewust of onbewust meer werk willen maken van soberheid en innerlijk werk: in plaats van te vluchten naar die heerlijke, fan-tas-tische verre toekomst (veel plannen maken, agenda vol!) meer durven zijn in het bier en nu? En ben je soms gevoelig voor complottheorieën, heb je soms het idee dat iedereen tegen je is, en ben je gevoelig voor de verleiding van overmatige afleiding?
Dan is dit gebedsdeel voor jou:

‘En breng ons niet in verzoeking, maar verlos ons van het kwaad.’

– Ben jij een type die gericht is op sterk zijn? Voel je veel bij en voor macht, leiderschap, delegeren en controle? Ben je actiegericht, direct, onafhankelijk? Ben je niet zo snel van je stuk gebracht en hou je ervan om uit te dagen en uitgedaagd te worden? Maakt onrecht iets in je los en wil je dat koste wat kost bestrijden vanuit een sterk rechtvaardigheidsgevoel? Vermijd je zwakte en kwetsbaarheid liever vanuit het onderbuikgevoel dat het je macht inperkt, en kaats je de bal bijna automatisch (sterker) terug? Geloof je in de onschuld van het kind (meer en meer ook in het kind in jezelf), en sta je voor je gezin? Ga je – als het hogere idee – voor de waarheid die voor altijd meegaat: beresterke kwetsbaarheid?

‘Want aan u behoort de regering, de macht en de majesteit, tot in eeuwigheid.’

En ik zie het gebeuren. In mijn dromen. In mijn verlangen. De hele mensheid roept een woord dat de klinkers heeft van de godsnaam JaHwèH. Er zit adem en lucht en blijvende levensenergie in dit woord:

‘Amèn.’

Deze blog dank ik voornamelijk aan twee boeken:

1. De link tussen het Onzevader en het enneagram las ik in het boek van Richard Rohr en Andreas Ebert. Het enneagram – een weg naar zelfkennis.

2. Kleine ego’s, grote zielen. Van Elly Voorend en Piet van Haaster. Mijn opleiders  Coaching & Counseling Ennegram en Transactionele Analyse.

[Dit is de 14e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]