Een dromerige Theorie van Alles

Het was weer zover. Ik lag gisteren weer eens halfwakker tussen 4.00 en 7.00 uur. Zoals ik dat ook had op de de vroege ochtend voordat ik opstond als theaterdominee. Heerlijk doezelen is dat, waarin ik dagschemerdroom. De vorige dag ligt achter me en is verwerkt, de nieuwe dag heeft mijn geest nog niet gevuld. Het vat is nog leeg. En dan kan er van alles gebeuren.

Ik droomde deze keer maar eens een Theorie van Alles. Precies. Rustig aan. En niet te gek. Niet dat het waar hoeft te zijn wat je in dit blog allemaal gaat lezen, maar het euforische en gelukzalige gevoel dat ik beleefde, was heerlijk. Ik zou willen dat ik dat gevoel in dit verhaal kon laten meekomen.

Dit was mijn droom, waaraan ik ter plekke – ik lag toch al plat – allerlei bijbelgedeelten koppelde. Volg gerust de links.

 
 

Ik liep rond in een wereld waarin alles ‘lucht en leegte’ was. Dat kende ik uit het bijbelboek Prediker. Het is daar de eerste zin van een vrij deprimerend filosofisch boekje waarin Meneer Prediker alles maar vluchtig voorbij ziet gaan. Als ademtochten. Constante zuchten wind. Niks heeft zin. Alles is doelloos. Iedereen ondergaat hetzelfde lot. Of je nu rijk of arm bent. Wijs of dwaas. Het maakt niet uit. Geniet dus van drank, het goede en je levenspartner, en heb diep respect voor JHWH, de Heer, de Ene, de Aanwezige.

Ik hoorde Herman van Veen zingen.

Alles doet ertoe
Alles, alles doet ertoe
Ook wat er niet toe doet

dat doet ertoe.

Nou, daar kijkt Prediker – meneer De Dominee noem ik hem maar –  dus wel wat anders tegenaan.
Alles doet ertoe?
Alles is lucht en nog eens lucht. (Om mijn eigen vertaling maar eens te gebruiken. En geparafraseerd is het misschien wel geinig om het boekje te beginnen met: ‘Gebakken lucht, zegt de Dominee, alles is gebakken lucht!’)

Maar ik dwaal af, wat natuurlijk altijd in een droom gebeurt.

Ik loop dus rond met de gedachte dat alles om me heen lucht en leegte is.
Totdat ik opeens stilsta. En ik zeg tegen mezelf: ‘David, dat is helemaal geen filosofische gedachte! Je moet die openingswoorden niet figuurlijk zien. Het is de waarheid! De realiteit! De werkelijkheid! Alles is echt lucht. En adem. En ademtocht. Letterlijk! Overal om me heen is lucht. Ik leef in een lucht-bubbel. Dag in dag uit.

Meteen word ik kleiner. Er wordt uitgezoomd. De droom gebruikt een drone. Ik vlieg omhoog en zie dat de hele mensheid in de luchtbubbel leeft. Sterker nog, ik zie dat we met z’n allen in een blauwe ballon leven. De ballon omvat de tijd en de geschiedenis. Ik zie de huid van de ballon, omdat ik op de een of andere manier met de drone door de dunne huid vlieg. Ik noem die huid net als op de tweede dag in het scheppingsverhaal ‘de hemel’.

De drone vliegt nog hoger. Ik zie het tuitje van de ballon, de opening zit links. En ik zie lippen om het tuitje. Vervolgens zie ik wangen die zich vullen en legen. Heel langzaam. Supertraag. De ballon wordt continu van lucht voorzien, en er wordt continue lucht weggenomen. Ik voel dat er voorzichtig leven gegeven en leven genomen wordt. Ik hoor de ademhaling. Ik luister goed. In de trage in- en uitademing hoor ik de godsnaam. Jaaaaaaa…wèèèè. Met een hele zachte j en hele zachte w, waarbij onze zachte g een schreeuw lijkt. Echt veel zachter. Onhoorbaar bijna. En met heel veel lucht.

Tuurlijk. Alles is lucht.

Ik zoom weer in, ga de ballon weer in. Ik zie iemand lopen. Hij heeft vrolijke, gekleurde kleren aan. Ook heeft hij ballonnen in zijn hand, en een air om zich heen die vooral kinderen aantrekt. Hij hangt overal ballonnen op. Aan boomtakken, huisdeuren, schuttingen, lantaarnpalen, autospiegels, noem maar op. Het zijn blauwe ballonnen. Ik hoor niet wat hij allemaal zegt. Hij lacht, maar zijn lichaam verraadt zijn verleden. Ik zie een gebochelde rug. Ik weet dat het Jezus is. Ik hoor een liedje. Ik ken het. Hij was maar een clown. Bij de zin ‘Maar nu is hij dood’ moet de clown glimlachen, en laat hij zijn handen zien. Hij zwaait naar me. En ‘bij de herinnering blijft’ begint hij te dansen. Kinderen doen met hem mee. Ik voel me gelukkig.

Ik zoom weer uit. Ik zie de Grote Blauwe Ballon weer. Ik denk aan een boek dat ik gelezen heb. ‘Het Christus Mysterie’ van Richard Rohr. Ik verwerk een passage in mijn droom. Over een uitdijend heelal. Over het einde van de uitdijing. Over de zogenaamde ‘Big Crunch’, waarvan sommige natuurkundigen zeggen dat die in een ondeelbaar ogenblik plaatsvindt. Niet explosief en allesvernietigend, maar implosief en alles in zich opnemend.  Een uitspraak van de beroemdste theoloog lijkt daarbij te passen. Paulus heeft het ook over een on-deelbaar ogenblik: a-tomos. Een implosieve atoomklap?

Ik schrik. De ballon knapt. Er blijft niks over dan een slap velletje. En lucht. Alles is nog steeds lucht.

Ik kijk naar het velletje.
Het ligt op twee megagrote handen die in een kommetje tegen elkaar aan liggen.
Ik pak het velletje op.
Ik kijk om me heen. Aan wie kan ik het geven? Ik kijk naar boven. Ik zie niemand. Wat nu?

Met de slappe ballon in mijn hand voel ik me tot mijn verbazing gelukkig.
Niet alleen of eenzaam, maar vervuld.
Het is goed. Dat ademt alles hier.

Ik haal maar eens adem.
Diep adem.
Ik voel mijn borst uitzetten.
Mijn longen, die zich langzaam vullen.
En weer legen.
Ik moet om mezelf lachen, omdat ik denk dat ik blauwe longen heb.

In de verte hoor ik geluiden.
Heel veel geluiden.
Dan zie ik beweging.
Een schim.
Er loopt iemand op me af.

Hij komt steeds dichterbij.
Hij zwaait naar me.
Ik focus op die handen.
Als hij dichterbij gekomen is, valt het me op dat hij naar zijn gezicht wijst.

Ik zie een hele grote, dikke, rode neus.

Ik begin te huilen.

Daarna word ik van blijdschap wakker.

Een dag later denk ik: ‘David, focus niet op die uiteindelijke implosie van het heelal. Laat de tijd zijn gang gaan. Weet je gedragen, waar de tijd zich ook bevindt. Maar jij, speel! Speel elke dag in de geest van de clown. Met een lach, met een traan. Omdat voor alles een tijd is (dankjewel, Meneer de Dominee!).
Speel. Speel met voorkennis. Je weet dat het om die tijd gaat (dankjewel, Mijnheer de Dominee!).