Vaders en moeders van velen

De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen.
Ik zal je tot een groot volk maken,
ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven,
een bron van zegen zul je zijn.
Ik zal zegenen wie jou zegenen,
wie jou bespot, zal ik vervloeken.
Alle volken op aarde zullen wensen
gezegend te worden als jij.’
[…]
Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!’ zei hij. ‘Ik luister,’ antwoordde Abraham. ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.’
[Genesis 12:1-3 en Gen. 22:1-2]

Plaats in de naam Abram (‘beroemde vader’) een van de letters uit de vierletterige JHWH-godsnaam, en je krijgt de naam Abraham: ‘vader van velen’.

Ik kan die subtiele humor en dat spelen met de taal erg waarderen. In ware taal zit altijd een ware betekenis. Ware taal werkt, leerde Toon Hermans me.

Volgens mij begint er iets werkelijks moois en noodzakelijks met de aartsvader van de drie bekendste godsdiensten Jodendom, Christendom en Islam. Dit is wat ik meen te zien gebeuren: door de tussenkomst van de Naam wordt Abraham minder beroemd, en juist daardoor beroemd. Het ene individu uit Mesopotamië wordt klaargemaakt en ingezet voor de grote gemeenschap: de mensheid als geheel. In Gods ogen is Abraham de vader van alle volken. Maar het gaat hier niet om beroemd-worden (laat dat maar aan de andere partij over die net zo gezegend hoopt te worden als Abraham), het gaat hier om de uitstraling, het hart, de zegen die van Abraham uitgaat. En iedereen ter wereld kan besluiten daar wel of niet op te reageren. En volgens de Allerhoogste zal er sowieso gereageerd worden.

Psychologisch gezien zie ik met Abra(ha)m gebeuren wat met iedereen hopelijk een keer gebeurt. Wie zijn ego durft te laten veranderen, verandert de wereld. Ons aangeboren en aangeleerde doel om ons ego in stand te houden, kan worden gewijzigd in een ego die op een groot, groter of zelfs groots doel is gericht.

Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Het is ook makkelijker om ermee te beginnen (‘Ja hoor, ik wil best aan me laten werken’) dan om het vol te houden. Wie zijn ego verliest, houdt niets over. Terugstappen naar het oude, bekende leven is een logische verleiding en een groot risico.

In navolging van Abraham moet en moest ook ik mijn religie loslaten. Met religie bedoel ik een godsdienstige manier van leven die me deels is aangeleerd en  deels door mezelf in stand is gehouden. Religie gaf me zekerheid. Het is heerlijk om te denken of te geloven dat ik aan de goede kant sta, en de ander (nog) niet. Het is heerlijk, al ligt die heerlijkheid echt aan de oppervlakte, om te voelen dat ik met een bepaald godsdienstig gedrag God en/of mezelf tevreden houdt. En in mijn geval was het heerlijk om anderen met bijbelteksten en “bijbelse waarheid” de meester te zijn. En het was uiteraard verschrikkelijk als de ander mij in kennis overmeesterde.

Later zag ik diezelfde “heerlijkheid” trouwens ook bij niet-religieus opgevoede medemensen. Het geloof in het eigen gelijk, in de eigen overtuigingen, in de eigen manier van leven en laten leven, kortom, het geloof in het eigen ego is niet gebonden aan wel of geen kerklidmaatschap. Het virus waart overal rond, en geen mens staat los van de besmettingskans. We zijn er zelfs mee besmet. Ik bedoel: wie herkent deze “ego-heerlijkheid” niet (meer)?

Uit het ‘land (van het dikke ik)’ wegtrekken is een klus.
Vervolgens verder werken en laten werken aan dat ego, is misschien nog wel een moeilijkere klus.

Want opeens komt het. ‘Abraham, offer je zoon!’

De Allerhoogste speelt een gevaarlijk spel met de aartsvader. Met de religieuze spelregels die Abraham van huis uit en in de keiharde wereld (met inderdaad weerzinwekkende kinderoffer-rituelen) om zich heen kende. Alles loslaten. Alles durven loslaten. Of in de woorden van Paulus die ook wel wat op zijn bordje heeft gekregen: ‘Ik roem (Abram) niet op mezelf, ik sla mezelf niet op de borst, maar in mijn zwakheid ben ik sterk.’

Wie dat kan en wie dat leert, vereenzelvigt zich niet langer meer met het bekende. Met ‘wat van ons’ is. Met wat de boer kent. Met wat ons ego in stand houdt en beschermt, denk ik erbij.

Wie de reis van Abraham durft te maken, leert verder dan zijn eigen kring te kijken. Dat is zwaar. En eenzaam. Maar het levert zoveel moois op. Zo’n iemand wordt namelijk geen ‘bekende vader en moeder in eigen kring’ maar een ‘vader of moeder van velen’.

En het zou me niet verbazen – ik kan en wil er ook zelf van getuigen – wanneer je op die reis ook de messias, hét kind van Abraham, tegenkomt. Wat mij betreft dé zegen voor de wereld.

[Dit is de vierde blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]