Mijn grootse geloof

Ik geloof.
Sterker nog: eigenlijk heb ik best een groot geloof.
En ik wil niet opscheppen, maar ik denk dat ik het grootste geloof van iedereen heb.

Ja, lieve lezer, dat laatste geloof je niet, hè?
Zie je, en dus heb ik een groter… 😉
1-0.
Een vroege openingsgoal, hoor.

Weet je wat ik namelijk geloof?
Ik geloof dat iedereen, alle mensen, uit-ein-de-lijk in god gaan geloven, en in zijn zoon en, ja, doe de heilige geest er dan meteen ook maar bij.
Want je kunt wel leven met de vader en de zoon.
Het moet ook een beetje geestig blijven.

Ik geloof dus dat het ooit allemaal goedkomt.
Met alles en iedereen.
Alles en iedereen verzoent zich met god en met elkaar.

Nou hoor ik je denken:
‘Dat zou inderdaad prachtig zijn!
Allemachtig prachtig!
Maar dat gaat natuurlijk niet gebeuren.’

Want je gelooft misschien niet in god, niet in zijn bestaan, en je kunt het je ook niet voorstellen dat je dat ooit gaat doen.
Laat staan dat je het met iedereen goed gaat zitten maken.
Hallo, je bent Gekke Henkie niet.
En je denkt aan wat alle Gekke Henkies of Maffe Maria’s je hebben aangedaan.
Dat snap ik.
En ook heel goed.
En ook heel lang.
En toch geloof ik dat het goedkomt.

Of je zegt: ‘Helemaal leuk, dat grootse geloof van jou, maar de bijbel laat toch wel een ander verhaal horen.
Het is live or die. Forever.
Dus…
Geloof maar lekker verder, David.’

Hihi.
Zie je opnieuw dat ik een groter geloof dan je heb.
Goal!
2-0.

‘Ja maar Hitler dan’, zeg je, ‘daar kan het toch nooit goed mee komen?’

‘Dat zou kunnen kloppen,’ zeg ik dan, ‘dat zou wel eens een heel erg lang verhaal kunnen worden. Zelfs zo lang dat je denkt: ‘Dat komt nooit meer goed met die rare, gevaarlijke kerel.’

En dan tikt de tijd verder.

En dan schijnt elke dag de zon.
Op een vernieuwde aarde.
In een vernieuwde hemel.
In elkaar verweven, zoals de aarde en hemel van nu dat ook al zijn.
Min of meer.
Veel te vaak min.
Zonde man.
Maar wel verweven.
Soms ervaren mensen dat ook.
Ik kan er zelf ook over meepraten.

Ja, het is wat, dat geloof van mij.
Om gek van te worden – wat ik overigens graag ben.

En op die hemel-aarde of aarde-hemel spelen we met z’n allen lekker buiten.
Buiten de poorten van de stad ook, in het open veld.
We luieren wat.
Werken wat.
Schrijven wat.
We hebben de eeuwigheid.
En gezelligheid kent geen tijd, dus dat komt mooi uit.

Je eet wat mee.
Je klust wat bij.
Je vrijt wat af.
En je vindt wat uit.
(Ja, je bent wèl creatief! Waarom heb je dat toch altijd ontkend?)
Of je zingt de hele dag.
Tja, sommige mensen lijkt het heerlijk om voor altijd en eeuwig te zingen.
Elke seconde van de dag.
Prima hoor.
Maar eerst zangles nemen, oké?
Liefde voor je medemens, weet je nog wel?
Dank u.

Hitler is in geen velden of wegen te bekennen.
We weten niet waar hij is.
Het houdt ons ook niet bezig, eerlijk gezegd.
Maar waarschijnlijk is hij ergens ver weg.
In zijn privéhuisje, in de kelder, in het donker, alleen.

Tot er weer een dag aanbreekt waarop de zon schijnt.
En we in de verte een man naar ons toe zien rennen.
We zien duidelijk wie het is.
Hij loopt de poort van de stad binnen.
Vlak daarna wordt hij tegengehouden door een man.
Die we ook goed kennen.
We horen het niet, maar we zien de twee wel kort met elkaar praten.
Heel kort.
We zien Hitler al snel naar zijn kleren kijken, zich vervolgens omdraaien en afdruipen.

Uniform vergeten uit te doen, de sukkel.
Zijn tweede dood.

Een aantal weken later zien we hetzelfde tafereel gebeuren.
We herkennen de beroemdste man uit de 20e eeuw.
Hij loopt weer door de poort de stad binnen.
En dan gebeurt het.
We zien dat de man zijn uniform uittrekt, tot en met zijn hemd en onderbroek.

Dan verschijnt de beroemdste man van de wereldgeschiedenis.
Hij zegt iets tegen Hitler, dat is duidelijk te zien.
Hitler kijkt hem in de ogen, dan naar zijn eigen lijf, en rent weg.
Hij schreeuwt nog wat akeligs van zich af.
In dat typische WOII-Duits.
Hij verdwijnt in de verte.
Zijn derde dood.

Jezus draait zich om en loopt op ons af.
Wij vragen hem: ‘Waarom rende Hitler weg?’
Voordat Jezus onze vraag beantwoordt, laat hij ons zien wat hij in zijn handen houdt.
We kijken naar een set prachtige, smetteloze, witte kleren.
Duidelijk bedoeld voor één persoon.
Dan zegt Jezus: ‘Hij kon mijn blik niet verdragen. Mijn gezicht was te fel, zijn lichaam te naakt. En deze kleren die ik aanbood, hij schonk er geen enkele aandacht aan.’

Iemand van ons vraagt: ‘Wat denkt u? Zou Hitler ooit nog een keer terugkomen, en het met alles en iedereen kunnen goedmaken?
Jezus kijkt de vragensteller aan, en zegt:

‘Beste David, jij zegt toch altijd zo graag tegen iedereen dat je het allergrootste geloof hebt?’

Touché!
Aansluitingstreffer.
2-1…


De theaterdominee tourt komend seizoen door Nederland met zijn theatercolleges die je aan het denken willen zetten. En dat gebeurt gegarandeerd, of je nou gelooft of niet (dat doet hijzelf ook vaak niet op de manier waarop dat volgens anderen zou moeten). Check hier welke plaatsen hij in zijn theatertour ’19/’20 aandoet, en reserveer je tickets!