Meditatiestorm

Vraagje.
Doe jij ook aan mindfulness, meditatie, bidden of yoga?

Ja tuurlijk doe je dat!
Het is 2019, David!
Hallo? Wakker, jongen?

En, lukt het een beetje?
Kom je ook al zo lekker tot jezelf?
Helemaal in control, en ingetuned, en zen, enz.?
Ja?

En bedankt.
Maak me maar weer jaloers.
Hoe doe je dat toch?
Het gaat bij mij eigenlijk nooit goed.
En ik doe echt mijn best, hoor.
Ik ga er goed voor zitten.
Rug recht.
Ik let op een goede, diepe ademhaling.
Wolken van gedachten probeer ik met mildheid en zonder oordeel voorbij te laten drijven.
Een minuut.
Negen van de tien keer, maximaal een minuut.
Ik houd het gewoon niet vol.

Met je mindfulness-wolkjes.

De laatste keer dat het faliekant mislukt om me diep van binnen stil te krijgen, kom ik helemaal vol te zitten.
Het waait in mijn bovenkamer alle kanten op.
Niet weg te blazen.
Ik regel niet even snel een blauwstrak teletubbieland met van die vriendelijke stapelwolkjes.
Als ik ga bidden of mediteren kan ik rekenen op een STORM van gedachten, fantasieën en emoties.

Maar goed, dat hebben jullie dus minder.
Hm.
Of hoor jij toevallig bij dat joepie-de-poepie-Happinez-succesverhaal-publiek?
Altijd rustig.
Altijd stilte.
Altijd helemaal zen en binnen een mum van tijd een wolkenloze lucht in de kop.
Jaja.
Raar hoor.
Snap ik dus helemaal niks van.
Ik bedoel: waarom noemen ze het dan mindFULness?

Maar goed, ik probeer het weer eens.
Ik ben in meditatief gebed, en de wind steekt op.
Ik laat het maar weer helemaal gebeuren.

Ik zie mezelf zitten.
Op zo’n klein, schattig, houten stoeltje.
Tegenover de juf.
In de kring van de kleuterklas.

Met mijn handen houd ik verkrampt het zitvlak van mijn stoeltje vast.
En ik voel hoe mijn hartje in mijn keeltje tekeergaat.

‘Wie van jullie weet nog waar het bijbelverhaal van gisteren over ging?’

Elke ochtend stelt de juf weer dezelfde vraag.
Gevolgd door stilte.
Altijd die rusteloze stilte.
Alsof ze het erom doet.
Zou ze ook maar enigszins doorhebben wat voor ongemakkelijk gevoel dat bij mij oproept?

Natuurlijk zijn er altijd een paar van die wijsneusjes die meteen hun vinger opsteken.
Altijd dezelfde.
Ik hoor mezelf denken: die krijgen thuis aandacht te kort, zeker weten.
Komen dat op school inhalen, echt.

Of zou zíj er stiekem van genieten, de juf?
Zou zij thuis niks te vertellen hebben?
En behoefte hebben aan macht.
Als een despoot, een verschrikkelijke tiran.
Een beetje sadistisch zitten te profiteren van de verstikkende zenuwen van kleine kindjes.

Nee, zo is juf Ledelay niet.
Anderen.
Zij niet.
Dus ik ga op de compassievolle tour en ik vraag me af: zou ze misschien vergeetachtig zijn?
Dementerend.
Ik bedoel: ze heeft het verhaal gisteren zelf nog verteld.

Ik kijk naar de vloer, naar mijn schattige, bruine, leren, middenjaren ‘80-schoentjes.
‘Niet doen juf, niet aan mij vragen.
Niet mij uitkiezen.
Ik weet het antwoord niet.
Je ziet toch wel dat ik geen antwoord wil geven?
Dat ik daar geen zin in heb.
Oké, ik weet het antwoord wel, maar ik durf niet, echt niet.’

Ik voel aan alles dat ik niet wil zijn waar ik ben.
Ik wil thuis zijn.
In de woonkamer.
Bij mijn speelgoed.
En bij mama.
Die lapt de ramen.
Boent het huis.
Doet boven de was.
En tot aan de dag van vandaag stelt ze zelden vragen, de schat.
Heerlijk.
Kan ik lekker stil zijn.
Of net doen alsof ik luister.

Ik kijk naar de schoentjes van mijn klasgenoten.
Ik zie de benen van Anske, het eerste meisje op wie ik verliefd ben.
Ik kijk naar haar bloemetjesjurkje.
Haar behoorlijk korte bloemetjesjurkje.

Je hoeft het niet per se te weten, dat weet ik, maar ik ben nooit gemakkelijk met de dames geworden.
Maar ik was er wel vroeg bij.
In mijn fantasiewereld was ik al snel gebiologeerd door het geheimzinnige verhaal van de bloemetjes en de bijtjes.
Over de bijmannetjes.
En over de bijvrouwtjes – ik zou er nog altijd veel willen hebben.
Net als in vroegere bijbelse tijden.
Ik moet het tot aan de dag van vandaag met één doen.
Ja, ik weet het.
Ik heb zo’n zwaar leven.

Ik observeer Anske nog beter.
Ik voel van alles in mijn onderbuik fladderen.
Ik wil haar zo graag een kusje geven.
En ik sta op.
Ik loop op haar af.
Ik sta voor haar stoeltje en ga door de knieën.
Ik buig me naar haar mond toe en verdrink in haar schitterende blauwe ogen.
Op het laatste moment durf ik haar geen kus te geven – ik geef een knuffel en ik stik in haar lange blonde haren.
Dat verbaast me.
En ik vraag me af: hoe komt het dat ik liever verdrink dan stik?

Opeens een stem.

‘David, ik moet het gewoon wel aan jou vragen hè?
Jij weet vast nog wel welke reus David versloeg?’

Ik schrik wakker uit mijn fantasiewereld.
En raak in de war.

‘Eh, welke reus David versloeg?’
Ik denk: maar de réus versloeg David toch niet?

Ik doe mijn wijsvinger in mijn mond, kijk verlegen naar de vloer en ik zeg niks.

‘Toe maar David, dat weet je vast nog wel.’

Ik schud mijn hoofd.

‘David?’

Ik word boos vanbinnen.
Ik kijk vragend naar Anske.
Ze kijkt me aan.
Uitdrukkingsloos.
Ik zie dat ze haar jurkje recht trekt.
Ze neemt het niet voor me op.

‘Weet je het echt niet meer, David?’
Weer de juf.
‘Het rijmt op bubbelbad.’

Ik voel hoe mijn ogen vochtig worden.
Ik kijk naar de juf.
Ze kijkt me verwachtingsvol vol aan.

‘Ja, toe maar.’

‘IK WIL NAAR MAMA TOE-HOE!’

Amen.


Wil je de theaterdominee in het echt meemaken? Check hier welke plaatsen hij in zijn theatertour ’19/’20 aandoet, en reserveer je tickets!